Bemiddelen bij conflicten tussen buren in San Francisco, Rotterdam, Lyon en  Luxemburg

Buurtbemiddeling: een beweging voor betere lokale leefgemeenschappen

In dit artikel worden vier buitenlandse projecten van gemeenschapsbemiddeling of buren- en buurtbemiddeling beschreven vanuit de optiek: ontstaan en opzet, structuur en werkwijze, ethische principes, doelpubliek en behandelde problemen en sociale impact van het project.

Daaruit blijkt niet alleen dat er in feite twee modellen van buren- en buurtbemiddeling bestaan (een gecentraliseerd en een gedecentraliseerd model),  dat elke stad zijn eigen accenten legt, maar vooral dat er essentiële verschillen zijn in de doelstellingen van bemiddelingsdiensten die werken met vrijwillige buurtbemiddelaars (gecoördineerd door professionelen) en van ‘professionele’ burenbemiddelaars.

In Rotterdam, in navolging van San Francisco,  beoogt men meer een sociale beweging (social movement) op gang te brengen die de verbondenheid tussen burgers herstelt of bevordert. Lyon heeft een meer dienstverlenende en rechtenbenadering (Droit au droit), terwijl Rotterdam eerder een instrumentele visie hanteert.

De dienstverlenende en rechtenbenadering van Lyon stelt het oplossen van conflicten tussen buren meer centraal,  waarbij deze elkaars handelen leren begrijpen en met elkaar beter leren omgaan. In de instrumentele visie van Rotterdam is het project buurtbemiddeling  als instrument om ruzies en irritaties tussen buren op te lossen, eigenlijk een aspect  van “community empowerment”.  De probleemoplossing, als vorm van gemeenschapsontwikkeling door sociale bemiddeling, creëert nieuwe sociale regels in de context van een sterk pluralistische en meer democratische gemeenschap.

Luxemburg is geïnspireerd door Lyon, maar legt toch eigen accenten. Het heeft een drievoudige actieradius (bemiddeling, promotie van de bemiddeling en vorming van bemiddelaars) en werkt nauw samen met de dienst “Accès au droit”.

Een bezoek aan de buitenlandse projecten voor buurtbemiddeling leert ons dat er in Vlaanderen nog heel wat werk aan de winkel is en deze vorm van samenlevingsopbouw bij ons nog weinig bekend is.

De idee van “community mediation” komt uit de Verenigde Staten en is geworteld in de idealen van ADR, alternative dispute resolution. Deze vorm van informele conflictenoplossing staat tegenover de formele geschillenbeslechting waarbij een autoriteit, een arbiter of een rechter, in het kader van een officiële  procedure, een beslissing neemt die bindend is voor de partijen.

Burenbemiddeling is een niet-justitiële wijze van conflictoplossing waarbij getrainde buurtbewoners op vrijwillige basis of gemandateerde bemiddelaars van de gemeente mediëren bij conflicten tussen buurtbewoners. Bij burenruzies lopen emoties soms zo hoog op dat de buren alleen nog maar elkaars leven kunnen moeilijk maken. Een neutrale en onafhankelijke bemiddelaar kan hier uitkomst bieden. Door te zoeken naar de achterliggende motieven en behoeften bij beide partijen, kan de bemiddelaar een basis vinden waaruit een gemeenschappelijk belang en begrip kan ontstaan. Buren- en buurtbemiddeling richt zich op verzoening of verstandhouding van deze onderliggende motieven en belangen.

In de praktijk van “community mediation” of gemeenschapsbemiddeling (buren- en buurtbemiddeling) bestaan er nogal wat verschillen tussen de Latijnse landen en de landen met eerder Angelsaksische opstelling.

Jean-Pierre Bonafé-Schmitt wijst er nochtans op dat het moeilijk is de Angelsaksische wereld tegen de Latijnse wereld af te zetten, omdat er tussen de Angelsaksische en de Latijnse landen maar ook in de Angelsaksische en in de Latijnse wereld tussen de landen onderling zelf heel wat verschillen bestaan. Toch kan men met een zekere veralgemening stellen dat in de Angelsaksische wereld men eerder van ‘community mediation’ of gemeenschapsbemiddeling spreekt. In de Latijnse landen en m.n. in Franstalig Europa geeft men de voorkeur aan de term ‘médiation de quartier ou médiation sociale’  of  buurtbemiddeling.[i]  De term ‘community mediation’ of gemeenschapsbemiddeling wijst beter op het feit dat het om meer gaat dan om ‘personal troubles‘ maar dat er ook sprake is van ‘public issues’.[ii] Niet enkel locale overheden, politie, opbouwwerk en sociale diensten willen het probleem grondiger aanpakken, maar gans de gemeenschap neemt haar verantwoordelijkheid.

Buren- en buurtbemiddeling is een lokaal beleidsinstrument  zowel voor het aanpakken van ruzies en problemen in buurten en wijken en het voorkomen van escalaties van deze conflicten, als voor verbetering van de leefbaarheid, bevordering van de veiligheid, integratie van minderheidsgroepen en  sociale cohesie.

Wij gebruiken de term burenbemiddeling als het accent op de bemiddeling zelf ligt en op het oplossen van een conflict tussen buren. Wij gebruiken de term buurtbemiddeling als er naast de oplossing van een conflict tussen buren een sociale beweging ontstaat die in lokale gemeenschappen een nieuwe onderhandelende cultuur doet ontstaan, waar door buurtbewoners voor buurtbewoners aan burenbemiddeling gedaan wordt. Buren- en buurtbemiddeling is het equivalent voor ‘community medaition’ of gemeenschapsbemiddeling.

De spanning en de synchronische beweging die bestaat tussen burenbemiddeling en buurtbemiddeling  wordt duidelijk door San Francisco, Rotterdam, Lyon en Luxemburg met elkaar te vergelijken.

1. De “San Francisco Community Boards” (SFCB)

1.1. Ontstaan en opzet

Sinds de jaren zeventig zijn de Amerikaanse “Community Boards” door criminologen gekend.[iii] Door de ontwikkeling van de grote-steden-problematiek, de stijging van de geregistreerde criminaliteit (objectieve onveiligheid) en de toename van subjectieve onveiligheidsgevoelens, ging men steeds meer beroep doen op de “Community Boards”. Stadsbesturen en sociale diensten gingen de zorg voor veiligheid en welzijn in de wijken voor een deel op zich nemen. Justitie ging op zoek naar vormen van sociaalpreventieve acties in het  bijzonder t.o.v. de veelvoorkomende kleine criminaliteit.

De sociale desintegratie werd beschouwd als een primaire oorzaak van criminaliteit, die buiten het bereik van het vooral repressief werkende strafrecht ligt. Deze sociale desintegratie op zichzelf hangt samen met of komt tenminste tot uitdrukking in een gebrek aan directe communicatie over irritaties en conflicten in het algemeen.[iv]

Door afhandeling van buurtconflicten tussen buren door buurtbemiddelaars van de wijk wilde men het samenleven met buurtgenoten verbeteren en hen helpen om  conflicten en spanningen horizontaal en niet verticaal op te lossen. Men spreekt dan ook van een horizontale oriëntatie i.p.v. een verticale oriëntatie. Mensen met buurtconflicten gaan beroep doen op de “Community of volunteers” (horizontale oriëntatie) in plaats van op overheidsinstanties zoals politie, sociale diensten en gerecht (verticale oriëntatie).

1.2. De structuur en werkwijze van de Boards

1.2.1. Een kleine professionele staf

De “San Francisco Community Boards” worden geleid door een kleine professionele staf met als doel burgers onder sociale begeleiding samen hun probleem te laten oplossen. Van belang is te beklemtonen dat het bij buurtbemiddeling niet gaat om rechtspraak, noch om juridische probleemoplossing in ruimere zin, maar om een vorm van gemeenschapsontwikkeling door sociale bemiddeling en het creëren van regels en normen in de context van een sterk pluralistische wijk.

1.2.2. De Community Boards

De “Community Board” is een raad, die bestaat uit vrijwillige buurtbewoners. Deze hebben zich bereid verklaard conflicten, die voor de raad worden gebracht, te aanhoren. Ze stellen daarover vragen en maken het mogelijk dat partijen een oplossing vinden, die voor beiden bevredigend is.

Naast de raadsleden komen in de ‘Boards’ de volgende vrijwillige functies voor:

  1. de intakers, die de bekendheid van de SFCB bevorderen en die mensen stimuleren conflicten, die zich daarvoor lenen, aan de ‘Boards’ voor te leggen. Zij zijn dus degenen die conflicten ‘opsporen’ en ‘aannemen’.
  2. De counselors, die de partijen begeleiden in de voorbereiding en bij de behandeling van het conflict in de zitting van de ‘Boards’ Elke counselor zorgt ervoor dat de partij, die hij begeleidt in het conflict, zelf zo goed mogelijk haar visie naar voren kan brengen en dat doet op een behoorlijke manier. Hij kan daarbij ondersteunen op de door de partij zelf gewenste manier, met die beperking dat de partij zich niet kan laten vervangen door haar ‘counselor’. Het gaat immers om persoonlijke confrontatie.
  3. De follow-up workers die de opvolging van de SFCB bewaken: zij houden bij of afspraken tussen de partijen worden nagekomen en of zich daarbij nog andere conflicten voordoen.

Om professionalisering van de vrijwilliger structureel te vermijden  en buurtgenoten zoveel mogelijk te betrekken bij de werking van de ‘Boards’  is er een roulatie van deze functies. Men mag niet meer dan 2 jaar raadslid zijn. Na raadslid kan men bijvoorbeeld wel voor een beperkte tijd counsellor of follow-up worker zijn. Vanuit efficiëntie was deze roulatie vaak wel problematisch, maar de samenlevingsopbouw is de belangrijkste doelstelling van de boards.

1.2.3. Bemiddelingsproces

Kort geschetst ziet het bemiddelingsproces van de “Community Boards”  er als volgt uit:

  • Vrijwilligers geven informatie in de buurt over het programma en hoe buurtbewoners gebruik kunnen maken van burenbemiddeling;
  • Als er een zaak wordt aangemeld bij het buurtkantoor, gaat een vrijwilliger eerst naar de klager en vervolgens naar de beklaagde (de eerste en tweede partij) en moedigt ieder van hen aan deel te nemen aan de bemiddeling;
  • Als de partijen het ermee eens zijn wordt een “panelhearing” gepland. Soms wordt er verwezen ofwel lossen de partijen het probleem zelf op;
  • Op de hoorzitting helpt een panel van getrainde buurtbewoners de partijen om tot verheldering te komen van de problematiek en met elkaar tot overeenstemming te komen hoe ze in de toekomst verder willen;
  • De overeenstemming wordt genotuleerd en door de partijen en het panel ondertekend;
  • De vrijwilligers zorgen voor nazorg.

Er ligt bij de SFCB een grote nadruk op communicatie. Het tot stand brengen van communicatie is dan ook de belangrijkste doelstelling van een hoorzitting. De SFCB maakt hierbij gebruik van een vierfasenplan.

Fase één bestaat erin dat iedere partij om beurt mag praten over zijn visie op de gebeurtenis en zijn gevoelens daaromtrent. Deze fase beoogt de partijen hun verhaal, hun frustraties en hun angsten en andere gevoelens te laten verwoorden. Panelleden stellen vragen zodat duidelijker wordt wat de achterliggende belangen en motieven zijn. Ook worden vragen gesteld over de wensen van partijen naar de toekomst toe.

Het doel van fase twee is de partijen helpen te begrijpen wat deze achterliggende motieven zijn. De panelleden proberen de partijen met elkaar hierover te laten communiceren. Het panel moedigt de partijen aan en merkt bepaalde punten van overeenstemming op.

Fase drie bestaat erin dat het panel de partijen helpt om aan elkaar te vertellen dat ze begrijpen wat de ander verteld heeft. Het is essentieel dat partijen aan elkaar vertellen wat hun nieuw verkregen inzichten zijn alvorens gedacht wordt over oplossingen. Directe vragen over het nieuw verkregen inzicht en hoe partijen zouden handelen als de situatie zich opnieuw zou voordoen moeten de groei van onderling begrip versterken. Als beide partijen aangeven dat zij bereid zijn om verder te gaan en een oplossing te zoeken, stapt men over naar de vierde fase.

In fase vier tracht het panel partijen te helpen om tot overeenstemming te komen door hen om beurt te vragen wat een redelijke oplossing zou zijn en door het toepassen van vraag- en luistertechnieken om hen te helpen een bepaalde oplossing te vinden. Als er een overeenkomst tot stand is gekomen, wordt deze samengevat, opgeschreven en ondertekend door beide partijen. Overeenkomsten bevatten zowel concrete acties als gedragsveranderingen.

1.3. Ethische principes van de “San Francisco Community Boards”

De SFCB willen bewust een alternatief zijn voor het formele rechtssysteem. Daarom weigeren ze verwijzingen van rechtbanken en politie en vragen ze vrijwilligheid en persoonlijk engagement zowel van medewerkers als van de mensen waartussen ze bemiddelen.

1.3.1. Een vitale wijkgemeenschap door sociale bemiddeling

De SFCB zijn een geesteskind van Shonholtz en uniek in verscheidene opzichten, alhoewel veel aspecten van Shonholtz’ organisatie ook terug te vinden zijn in buurbemiddelingsprojecten in de rest van de Verenigde Staten. Ze vormen de basis voor het ontstaan van een ‘projectcultuur’. Deze draagt ertoe bij dat een onderlinge solidariteit en identificatie tussen de vele vrijwilligers ontstaat.

De oprichter Raymond Shonholtz stelt dat conflicten vaak ontstaan tussen mensen die elkaar kennen: buren, familieleden, zakenpartners of geliefden. Het formele rechtscircuit plaatst dergelijke conflicten vaak buiten de gemeenschap of omgeving waarin zij ontstaan zijn en stuurt ze vervolgens, vaak onopgelost, terug naar deze omgeving. Conflictbeheersing op wijkniveau mag daarom niet gezien worden als een kortstondig project. Het is een investering op lange termijn voor de gezonde relaties en stabiliteit van individuen en gemeenschappen. Voor Shonholtz waren de ‘Community Boards’ daarvoor een goed recept. In zijn optiek versterken ze de sociale vaardigheden van mensen om met onderlinge conflicten om te gaan. Escalatie en vervreemding worden tegengegaan en de sociale relaties op buurtniveau worden versterkt, zodat er een vitale wijkgemeenschap kan ontstaan.

1.3.2. Gemeenschapsontwikkeling door vrijwilligers als buurtbemiddelaars

De SFCB besteden veel aandacht aan het werven, organiseren en trainen van de vrijwilligers. Dit is even belangrijk als het daadwerkelijk conflictoplossende werk, in tegenstelling tot vele andere projecten van conflictbeheersing op wijkniveau. De nadruk op een groot aantal vrijwilligers komt voort uit de basisgedachte dat men orde in stedelijke wijken kan bevorderen door het aanmoedigen en trainen van bewoners om lokale problemen zelf aan te pakken. Daarom is het de bedoeling om zoveel mogelijk mensen hierin te trainen. De consequentie van deze gedachte is dat er vrijwel geen selectiecriteria zijn waaraan de vrijwilligers moeten voldoen. Het is een constante uitdaging om een gevoel van betrokkenheid te behouden in een zeer grote groep van vrijwilligers.

In plaats van een gespecialiseerd kader van professionele bemiddelaars te gebruiken hebben de SFCB ervoor gekozen om zoveel mogelijk vrijwilligers te betrekken bij het conflictoplossende proces,  vanaf de intake tot aan het panel waarin de confrontatie tussen de partijen plaatsvindt.  De tijd en energie van de betaalde medewerkers gaat voornamelijk naar het werven, coördineren en trainen van de vrijwilligers.

1.3.3. SFCB als een ‘social-movement’ organisatie

Naast de training van de bemiddelaars werden er aparte trajecten opgestart voor ‘case development’ en werden er initiatieven genomen opdat buurtbewoners met conflicten gemakkelijk beroep kunnen doen op de ‘Community Board’. In veel opzichten leek de SFCB op een “social-movement” organisatie.[v] De leden werden verbonden door een gezamenlijke missie. In het trainingshandboek wordt deze missie samengevat in vijf basisregels:

  1. conflicten worden gezien als een onderdeel van het leven, waar leren en veranderen normaal is;
  2. vreedzame uiting van conflicten biedt de mogelijkheid de onderliggende gemeenschapsproblemen te ontdekken;
  3. individuen en wijken nemen hun verantwoordelijkheid op in het hanteren van conflicten;
  4. deelname aan het bemiddelingsproces is steeds volledig vrijwillig;
  5. respect voor de onderlinge verschillen: openheid naar filosofische, religieuze en culturele diversiteit.

1.4. Doelpubliek en behandelde problemen.

De SFCB zijn voornamelijk afhankelijk van zaken die vrijwillig door individuen of groepen uit de buurt werden aangebracht. Ongeveer 90 % van de zaken wordt aangebracht door een mond aan mond reclame: mensen die van het project hebben gehoord door de media, folders of vrienden die aan het project deelnamen.

Dit is een groot verschil met bijvoorbeeld het Dorchester bemiddelingsproject waar 89 % van de zaken verkregen werden door rechtbankverwijzingen en 4 % via de politie.[vi] Het verschil in aanpak is een bewuste keuze en heeft als gevolg dat er relatief weinig geweldszaken worden behandeld. Velen hebben de waarde of geschiktheid van bemiddeling in geweldszaken ter discussie gesteld, vaak komen hier psychologische of alcoholproblemen bij kijken. Echte buurtconflicten daarentegen lenen zich vaak veel beter om op te lossen via bemiddeling.

De SFCB staan ook haaks op de werkwijze van de ongeveer tegelijkertijd opgerichte “Neighbourhood Justice Centers”, die opgericht werden door het “United States Department of Justice”.

Gemiddeld behandelden de SFCB in de jaren negentig 365 gevallen per jaar in een gebied met 200 000 inwoners. De verhouding van conflicten die door de SFCB waren behandeld werden, ziet er als volgt uit:

  • 17,9 % geluidsoverlast
  • 17,5 % onbetamelijk gedrag
  • 15,7 % beledigingen of lastigvallen
  • 13,2 % verstoring van de verhoudingen
  • 11,2 % geweld en handtastelijkheden
  • 10,2 % gedrag huisdieren
  • 8,4 % vandalisme
  • 7,8 % parkeergedrag
  • 6,7 % tekort aan respect voor eigendommen
  • 6,4 % vervuiling.

In een aantal gevallen kwamen er meerdere klachten en bezwaren tijdens dezelfde bemiddeling aan bod, vb. geluidsoverlast en beledigingen.

1.5. Sociale impact van de “San Francisco Community Boards”

De bedoeling van de SFCB is dus duidelijk niet alleen te bemiddelen tussen buren met conflicten. Het ontwikkelen van het vermogen van buren om de tussen elkaar ontstane conflicten zelf op te lossen door het verbeteren van de relaties en de communicatie is zeker zo belangrijk. De gemeenschapsontwikkeling van de SFCB is zowel gebaseerd op training van vaardigheden van vrijwilligers als op conflictoplossing. Het opbouwen van de capaciteit van de wijk voor “civic work” en conflictoplossing is het belangrijkste effect van de SFCB.

Het is een feit dat de “San Francisco Community Boards” overal in de Westerse wereld grote navolging hebben gekend, ondanks het feit dat het een enorme organisatie vraagt en veel sociale inzet eist van organisatoren en medewerkers, is dit het beste bewijs van de sociale impact van deze benadering.

Merry heeft er nochtans op gewezen dat de ideologie  van Shonholtz  gebaseerd is op een inherent verband tussen gemeenschap en consensus of harmonie. Relativering van de ideologie is nodig, omdat er een zekere romantisering aan te wijzen is in die filosofie van het samenleven.[vii]

2. ‘Voor en door de buurt’: buurtbemiddeling Rotterdam [viii]

2.1. Oprichting en opzet van het centrum

Buren- en buurtbemiddeling bestaat al tien jaar in Nederland. In 2006 zijn er 62 lopende projecten en 10 nieuwe projecten zijn in ontwikkeling.[ix]

Buurtbemiddeling Rotterdam[x] bestaat eveneens 10 jaar en haalde zijn inspiratie uit de “San Francisco Community Boards”.[xi] In 2005 was burenbemiddeling beschikbaar in 30 Rotterdamse wijken. Momenteel (juli 2006) zijn in Rotterdam 170 vrijwilligers actief als buurtbemiddelaar.

Burenbemiddeling in wijken wordt ingezet als middel om zogenoemde huis-, tuin- en keukenconflicten tussen buren te helpen oplossen. Dit gebeurt door vrijwilligers die een training “bemiddelen” hebben gevolgd. Zij zijn als bemiddelaar niet in de eerste plaats gericht op de oplossing van een conflict, maar wel op het herstel van de communicatie. Buurtbemiddeling genereert meerdere positieve effecten. Oplossingen voor het conflict worden namelijk niet, zoals bij arbitrage of bij een rechtbank, aangedragen of opgelegd door de bemiddelaars. Ruziënde buren krijgen zelf een actieve rol in het gezamenlijk zoeken naar een oplossing voor hun probleem.

De buren- en buurtbemiddelaars gebruiken geen machtsmiddelen en hebben geen openbaar gezag. Zij zijn onpartijdig en werken procesgericht. Emoties krijgen een plek voordat er naar oplossingen wordt gezocht. Het vermogen van partijen om in de toekomst zelf conflicten op te lossen, wordt zo vergroot. Door dit “empowerment” waarbij mensen er zelf samen moeten zien uit te komen, levert buurtbemiddeling verrassende resultaten op.

Het is gericht op (herstel van) communicatie tussen buren en op het ontwikkelen van emotionele intelligentie. Communicatie is een voorwaarde voor leefbaarheid, zeker waar men­sen dicht op elkaar wonen. Jong en oud, autochtoon en allochtoon en allochtonen onderling leggen nieuwe contacten. In buur­ten die sterk heterogeen van karakter zijn of waar de omslag plaatsvindt van een homogene wijk naar een heterogene, zoals Rotterdam,  spreken de mensen vaak niet dezelfde taal, zelfs al is de voertaal Nederlands. In Rotterdam ondervond men dat burenbemiddeling hier heel wat spanningen en misverstanden kon oplossen. De opzet van het Rotterdamse project is daarom: ‘Voor en door de buurt’.

2.2. De structuur en werkwijze

2.2.1. Het Rotterdamse model van buurtbemiddeling

De vrijwilligers die in Rotterdam worden opgeleid tot bemiddelaar wonen in de buurt waar ze hun vrijwilligerswerk verrichten. Zij vormen als team zoveel mogelijk een afspiegeling van de buurtbevolking. De omvang van de projectbuurt bedraagt maximaal 10 000 inwoners. De afstand tussen bemiddelaars, bemiddelden en instanties is klein. Buurtbemiddeling in Rotterdam functioneert als een laagdrempelige voorziening.

2.2.1.1. a) De vrijwilligers als menselijk kapitaal van de buurt

Buurtbemiddelaars krijgen een training van vijf dagdelen en in de praktijk ondersteuning van een professional. De vrijwilligers opereren als team en zijn onafhankelijk van instanties en welzijnsor­ganisaties. Continuïteit in het werven en trainen van vrijwilligers uit de buurt is één van de doelen in het Rotterdams model.

Het concept van buurtbemiddeling is gestoeld op de San Francisco Community Boards,  waarin em­powerment een belangrijke rol speelt. Dat wil zeggen: burgers (zowel vrijwilligers als ‘cliënten’) leren vaardigheden om eigen problemen (beter) te kunnen oplossen. Zij blijven eigenaar van het probleem en zijn zelf ook verantwoordelijk voor het oplossen ervan. San Francisco en in navolging Rotterdam, koos voor versterking van de buurt en daarin spelen vrijwilligers een essentiële rol. Zij wonen er, zij kennen achtergronden in de buurt, ze kiezen voor hun buurt en voor leefbaarheid. De kwaliteiten en vaardigheden die ze opdoen, kunnen ze ook in de eigen buurt toepassen. Het Rotterdams model stelt als voorwaarde dat het vrijwilligersteam een afspiegeling vormt van de buurtbevolking. De verscheidenheid aan achtergronden vergroot de kennis van de samenleving en werkt verrij­kend.

De keuze voor vrijwilligers als bemiddelaars stoelt niet op een economisch motief (goed­koop), maar op een filosofie van sociaal investeren in de buurt. Het genereert een nieuwe manier in het om­gaan van buurtbewoners met conflicten. De verbondenheid tussen de bewoners zelf wordt versterkt. De ontwikkeling van een vrijwilligerspotentieel door continuïteit in werving en training is daarom een belangrijke factor. De vrijwilligers vormen het kapitaal van de buurt. Zij zijn een investering op de lange(re)e termijn. Zij genereren met hun werk en hun aanwezigheid in de buurt effecten die op de korte termijn misschien niet direct meetbaar zijn, maar wel de sociale co­hesie versterken.

Het werven van vrijwilligers is een belangrijke en moeilijke opdracht. Enerzijds heeft dit te maken met het specifieke karakter van buurtbemiddeling. De vrijwilligers leren iets waar ze ook zelf wat aan hebben. Ze maken kennis met andere mogelijkheden in het omgaan met conflicten, ze zien concrete resultaten. Mensen bijstaan bij het oplossen van hun problemen geeft de vrijwilligers voldoening. Werving vraagt veel inventiviteit en voortdurende inzet van de organisatoren.

2.2.1.2 b) Profiel van de vrijwilligers
  • Neutraliteit en onpartijdigheid van de vrijwilligers

Vrijwilligers voor burenbemiddeling zijn liefst niet prominent op andere vlakken in de wijk actief. Zij moeten zich neutraal en onpartijdig opstellen. Actieve beharti­gers van buurtbelangen zullen niet door ieder andere even neutraal gevonden worden. Bij de wer­ving is dat een punt van gesprek en afweging. Burenbemiddeling dient als aanvullend ervaren te worden op andere wijkactiviteiten en niet als con­current. In de praktijk zijn het vaak mensen die het aandurven niet direct in oplossingen te denken of hun mening voorop te stellen, die zich geroepen voelen om te bemiddelen. De vrijwilliger moet zich op zijn gemak voelen aan een tafel met ruziënde buren met tegengestelde belangen en bijbehorende emoties. Als hij/zij daar eigenlijk niet van houdt, begint hij/zij beter niet als bemid­delaar, hoewel deze vaardigheden tijdens de opleiding en nadien in de begeleiding worden aangeleerd of aangescherpt.

In Rotterdam uitten bij de start in 1996 sommige beleidsmensen de angst voor het ontstaan van ‘buurtburgemeesters’, die normen en waarden zouden gaan opleggen. Maar precies die mensen zoekt burenbemiddeling niet. Als bemiddelaar moet men immers vooral goed kunnen luisteren en buren stimuleren om samen een oplossing te bedenken. De bemid­delaar begeleidt slechts het proces. Hij/zij neemt de problemen en de zorg voor de oplossing niet over. De buren blijven daarvan de eigenaar.

  • Onafhankelijk en representatief

Het belang van een neutraal en onpartijdig imago legt grenzen aan de organisatievorm. De bemid­delaars kunnen geen onderdeel zijn van een welzijnsinstelling of een andere organisatie. Zij vor­men een zelfstandig vrijwilligersteam en krijgen professionele ondersteuning van een instelling of een commercieel bureau.

Het Rotterdams Model vereist een representatieve samenstelling van het vrijwilligersteam.  Niet vreemd in een stad waar 45 % van de inwoners een allochtone achtergrond heeft, afkomstig uit meer dan 160 landen. Naast etnische achtergrond, sekse, leeftijd en opleiding, gaat het om een andere soort veelkleurigheid, kleur in denkpatronen. Kunnen begrijpen dat een huisvrouw en een metaalarbeider mogelijk anders tegen een probleem of oplossing aankij­ken. Want bemiddelen gaat ook om het snappen van wensen en belangen van anderen, zodat men als buurtbemiddelaar processtimulerende vragen kan stellen. De zorg voor een representatieve samenstelling  is geen geringe klus. Bij de selectie van wijkprojectleiders weegt de geschiktheid voor deze taak zwaar.

2.2.2. Organisatie van buurtbemiddeling Rotterdam
  • Ontwikkeling en aansturing: decentraal
  • Opdrachtgever: deelgemeente, woningcorporaties & politie
  • Resultaten: zaak van de driehoek:

   Opdrachtgever

Vrijwilliger-Projectleider

  • Kwaliteitsborging: protocol
  • Stedelijke Stuurgroep
  • Stedelijke projectleider
  • Ontwikkeling (methodiek/kwaliteit), uitwisseling, organisatie.
2.2.3. De bemiddeling
2.2.3.1. Fase 1: Intake

Het intakegesprek van de  burenbemiddeling bestaat in het aanhoren van de problemen door de projectleider of de vrijwilliger. Op basis van die informatie wordt beslist of de problematiek geschikt is voor burenbemiddeling.  Fysiek geweld, zware psychische problemen, alcoholisme en drugs, problemen binnen één familie en uitgekauwde zaken komen niet in aanmerking voor bemiddeling. Ze worden doorverwezen naar het welzijnswerk.

Bij de intakefase komen een aantal onderdelen van de methodiek naar voren:

  • De vrijwilligers maken hun positie duidelijk;
  • Zij zijn verantwoordelijk voor een goed verloop van het gesprek, maar de uitkomst van het gesprek bepalen de deelnemers zelf;
  • De nadruk ligt op eigenwaarde en empowerment van de deelnemer.

Na de intake gaat de projectleider of de vrijwilliger(s) naar de buren die aangeklaagd worden. In alle projecten vinden de bemiddelaars dit het moeilijkste gesprek. Hier ontmoeten zij vaak weerstand.

Het aanbod is een gezamenlijk gesprek voeren onder begeleiding van de vrijwilligers. De bemiddelaars maken hier gebruik van hun vaardigheid om emoties te reflecteren, begrip en respect te tonen. In de meeste gevallen accepteren de buren de vrijwilligers. Een groot percentage van de aangeklaagde buren, vooral in de stedelijke projecten, wil om verschillende redenen niet meedoen aan een bemiddelingsgesprek.

In deze fase gebruiken de vrijwilligers de volgende vaardigheden:

  • Zij blijven neutraal en versterken de eigenwaarde van de buren;
  • Ze moeten kunnen omgaan met weerstanden en emoties;
  • Ze proberen de vraag zoveel mogelijk positief te definiëren (het is voor de buren van belang om tot een betere verstandhouding te komen).
2.2.3.2. Fase 2: Afspraken maken

Bij het bemiddelingsgesprek zitten altijd twee vrijwilligers die bemiddelen. Zij spreken van tevoren wie het gesprek zal leiden. Het is van belang dat de vrijwilligers een veilige plek creëren. Dat doen zij onder andere door:

  • Duidelijkheid te verschaffen over de procedure die gevolgd wordt;
  • Af te spreken dat de ene partij luistert naar de andere wanneer deze spreekt en dat er geen beledigingen en scheldpartijen over tafel gaan;
  • Open te zijn over de informatie waarover zij beschikken;
  • Geen oordeel te geven;
  • Partijen gelijke spreektijd te geven;
  • Gelijke vragen aan beiden te stellen.
2.2.3.3. Fase 3: Informatie

Bemiddelaars richten zich vooral op de toekomst: op herstel van communicatie, zodat buren op een goede manier met elkaar kunnen omgaan.

De bemiddelaars stellen vragen over:

  • De aard van het probleem: de feitelijke, zakelijke, materiële, financiële aspecten van de controverse;
  • De emotionele kanten: pesterijen, wrok, rancune, bedreiging en miskenning;
  • De belangen die aan beide kanten bestaan. Wat willen de partijen eigenlijk?
  • De voorafgaande relatie, hoe mensen vroeger met elkaar omgingen;
  • Escalerende handelingen, gebeurtenissen die aan deze situatie vooraf zijn gegaan;
  • Eerder ondernomen pogingen om tot een vergelijk te komen.

Het is belangrijk dat de bemiddelaars geen blijk geven van enig oordeel of van sturing welke kant zij op willen met dit conflict. De partijen mogen in deze fase al hun informatie geven zowel feitelijk als emotioneel. Zij mogen alles willen. Iedereen heeft recht op zijn of haar eigen waarheid en emoties. Hierdoor versterken de vrijwilligers de eigenwaarde van de deelnemers. Ze dienen alleen aandachtig naar elkaar te luisteren. Ze hoeven het niet met elkaar eens te zijn.

2.2.3.4. Fase 4: Onderling begrip

Zoals reeds eerder aangegeven zijn de bemiddelaars gericht op het herstel van communicatie. Dit proberen ze tot stand te brengen door het versterken van de eigenwaarde van beide partijen en door het laten ontstaan van begrip. Dit doen ze door niet stil te blijven staan bij het verleden, maar door zicht te krijgen op de achterliggende motieven en behoeften en te kijken naar de voor beiden wenselijke toekomst. In deze fase probeert de bemiddelaar de personen met elkaar te laten praten over hun probleem. Hij is sterk gericht op mogelijkheden die onderling begrip en respect kunnen versterken. Indien de ene partij de andere begrijpt of zelfs zover gaat dat hij of zij excuses aanbiedt of ergens spijt van heeft wordt hieraan veel aandacht gegeven.

2.2.3.5. Fase 5: Opties genereren, onderhandelen en evalueren

Deze fase is bij burenbemiddeling de gemakkelijkste. Wanneer er begrip is ontstaan voor elkaar komen buren snel met stappen die zij kunnen nemen. Wanneer dit niet het geval is, zullen de bemiddelaars beide buren uitnodigen om voorstellen voor mogelijke stappen te doen. Omdat het gaat over de eigen mogelijkheden van de buren is het belangrijk dat tijdens het onderhandelingsproces partijen oog krijgen voor wat ze voor elkaar kunnen betekenen. In sommige situaties is het goed om een oplossing een bepaalde tijd te beproeven voordat deze definitief wordt vastgelegd. De oplossingen dienen door beiden geëvalueerd te worden op realisme, eerlijkheid en duidelijkheid.

2.2.3.6 Fase 6: Het afronden

Het bemiddelingsproces wordt afgerond door het maken van concrete afspraken die desgevallend schriftelijk worden vastgelegd en door beide partijen ondertekend. De vrijwilligers leren de methodiek in de training.

2.3. Ethische principes van bemiddelen

Mensen die een conflict hebben, gaan vaak eerst naar vrienden en bekenden in de hoop op steun of advies. Levert dat weinig op, dan proberen ze hun gelijk el­ders te halen of ze kroppen het op. Een probleem kan in iemands beleving op die manier steeds groter worden. Het is slechts wachten op de uitbarsting.

De huismeester, de wijkagent, de welzijnswerker of de bewonersorganisatie zijn vaak het eerste aanspreekpunt als het mis gaat. Zij kunnen veelal niet meer doen dan de klachtenstroom bereidwillig aanhoren. Ze beschikken nauwelijks over rechtsmiddelen om daadkrachtig op te treden. Bovendien kan burengerucht wel worden aangekaart, maar door derden slechts met moeite op feitelijkheid getoetst.

Klachten over geluidsoverlast, kakkerlakken of vandalisme in de portiek geven meestal onvoldoende aanleiding om naar de rechter te stappen. Neemt iemand toch zo’n besluit, dan kan het lang duren voordat de rechter een uitspraak doet. En voor de onderlinge communicatie en sfeer is het niet bepaald een opsteker.

Rechters vonnissen als partijen er zelf niet uitkomen. Het is een van bovenaf opgelegd oordeel waarmee vaak geen van beide partijen zich gelukkig voelt. Of het effectief werkt bij burenruzies, is de vraag. Buren worden elke dag met elkaar geconfronteerd, of men dat  leuk vindt of niet. Kunnen communiceren is dan heel belangrijk. Er gebeuren immers altijd dingen die voor een ander minder leuk zijn. Dat moet men kunnen bepraten en niet oppotten of de beuk erin. Buurtbemiddeling herstelt de communicatie:  luisteren en gehoord worden, met respect belangen en emoties ter sprake brengen en als ‘goede’ buren samen naar een oplossing zoeken is de boodschap.

De bemiddelaar begeleidt slechts het proces waarin dit tot stand komt. Een horizontale aanpak zonder machtsverschillen of gezagsuitoefening. De buren doen mee op vrijwillige basis, niemand wordt in de beklaagdenbank gezet. Zelfbedachte oplossingen en zelfgemaakte afspraken blijken een veel grotere kracht te hebben dan opgelegde sancties.

Burenbemiddeling met vrijwilligers is ethisch gezien anders dan een tussenkomst van professio­nals (hulpverlener, woonconsulent, politie) of een gang naar de rechter. Zij onderzoeken en beoordelen het probleem en mogen een oplossing of sanctie bedenken. Ethisch gezien zou men kunnen zeggen dat zij burgers de mogelijkheid afnemen om zelf oplossingen te vinden. Bij burenbemiddeling zijn de ruziënde buren verantwoordelijk voor hun conflict en voor de oplossing. Het is een vorm van herstelrecht, gericht op vergroting van zelfredzaamheid en het nemen van eigen verant­woordelijkheid.

2.4. Doelpubliek en behandelde problemen

De meldingen voor burenbemiddeling kwamen uit alle wijken van Rotterdam. In veel gevallen waren geluidsoverlast of problemen over de erfafscheiding de aanleiding om burenbemiddeling in te schakelen, maar pesten, schelden of als agressief ervaren gedrag waren veel voorkomende klachten.

In 2004 heeft het ministerie van Justitie een evaluatie laten uitvoeren naar de effectiviteit van buurtbemiddeling. Deze evaluatie is beschreven in het boekje Het succes van buurtbemiddeling.

Uitkomsten van het onderzoek zijn onder andere:

  • 80 % van de aanmeldingen is afkomstig van netwerkpartners
  • 30 % van de burenruzies heeft te maken met geluidoverlast
  • 9 % met pesten en lastig vallen
  • 8 % met overlast van kinderen
  • Meer dan 90 % van de lokale betrokkenen zijn zeer tevreden over burenbemiddeling.

De eindevaluatie door het Nederlands Ministerie van Justitie[xii] toont aan dat in 54 % van de aangemelde gevallen een geslaagde bemiddeling volgt. Dat percentage wijkt niet veel af van het eerder door de Erasmus Universiteit geconstateerde percentage geslaagde burenbemiddelingen. Hoewel in een aantal gevallen burenbemiddeling niet geholpen heeft, waardeert de helft van de bemiddelden wel het bemiddelingsproces. Een kwart van de bemiddelden vindt het aantal gesprekken onvoldoende, maar waardeert wel het proces.

2.4.1.1.1.1.  Top 5 van de klachten
  1. Geluid (muziek, lopen, spelen, klussen)
  2. Stank / rommel / vervuiling
  3. Overlast jeugd (portiek, galerij, straat)
  4. Pesten / roddelen
  5. Huisdieren

2.5. Sociale impact van het centrum

De voelbare geluiden over de calculerende burger en de afgenomen burger- en gemeenschaps­zin, worden in Rotterdam gecorrigeerd door buurtbemiddeling. De motivatie van vrijwilligers is een combinatie van betrokkenheid met de mede­mens en de samenleving, zinvolle tijdsbesteding, sociale contacten en liefhebberij. Voor buurtbemiddeling geldt dat dit meer vrijwilligersnetwerken lijken te zijn dan sterk georgani­seerde instellingen.

De buurtbemiddeling in Rotterdam heeft ook een intercultureel karakter. Het werven van allochtone buurtbemiddelaars lijkt van belang om het aanbod van diensten ook voor allochtone buren toegankelijker te maken. Vanuit de minderhedengroeperingen zelf wordt aangegeven dat de participatie van allochtonen aan buurtbemiddeling bijdraagt tot integratie en emancipatie van allochtone gemeenschappen.

Voor buurtbemiddeling is het netwerk waarbinnen welzijnsorganisaties, politie en gemeenten met elkaar samenwerken essentieel. Veelvoorkomende conflicten zoals geluidsoverlast, pesten, problemen over scheiding van erven, vernielingen of overlast door kinderen worden door de inzet van burenbemiddeling bevredigend opgelost. Door bewoners zelf hun contact te laten herstellen, wordt een duurzame oplossing bereikt. Hierdoor gaan bewoners beter met elkaar om. Buurtbemiddeling is succesvol gebleken bij het verbeteren van de leefbaarheid in de eigen wijk. Daarnaast werden de politie en woningcorporaties minder ingeschakeld zodat zij zich meer op hun kerntaken kunnen richten.

Het ontwikkelen van onderling begrip tussen buurtbewoners, de leefbaarheid en de woonkwaliteit van de wijk positief beïnvloeden waren belangrijke resultaten. Ondersteunen en ontwikkelen van overlegvaardigheden en onderhandelingsmogelijkheden van buurtbewoners om zelf problemen actief op te lossen, vergrootte de betrokkenheid van de bewoners bij hun eigen leefomgeving. Deze positieve effecten versterkten de samenhorigheid en de sociale samenhang in buurten, wijken en gemeenten.

De methodiek werd na een aantal experimenten in Rotterdam en in andere Nederlandse gemeenten met succes toegepast en later gebruikt voor groepsbemiddelingen (peerbemiddeling) en in scholen (leerlingenbemiddeling).  Buurtbemiddeling past binnen de idee van de vraaggestuurde aanpak van problemen die organisaties voor welzijn en zorg voorstaan. Het sluit dan ook goed aan bij sociaal werk en opbouwwerk.

Als er mensen genoeg zijn die door een buurtbemiddelingsproces met elkaar leren onderhandelen en elkaar leren begrijpen en respecteren is buurtbemiddeling een vorm van sociaal investeren. Bewoners versterkten hun buurt, wijk of gemeente.

2.6. Samenvatting kenmerken buurtbemiddeling Rotterdam

  1. Aanpak van conflicten tussen buren
  • Bij geluidsoverlast, over huisdieren, vuilnis, stoepparkeren, vervuiling, enz.
  • Niet bij: drugs(handel), (zware) psychische problemen en/of interne familiezaken
  • Aanmelding direct door bewoners zelf of via doorverwijzing.
  • De vrijwilligers of de projectleider gaan niet “op zoek” naar burenruzies.
  • De begrippen onafhankelijk, neutraal en onpartijdig vormen het “uithangbord”
  1. Voor en door de buurt
  • De buurtomvang is maximaal ± 10000 inwoners.
  • Het zijn zelfstandige vrijwilligersprojecten met ondersteuning van een professional.
  • De vrijwilligers komen uit de buurt zelf en vormen samen een bemiddelingsteam.
  • Training van de vrijwilligers is een voorwaarde om te mogen bemiddelen.
  • De samenstelling van het team vormt een afspiegeling van de buurtbevolking.
  • De werving en training van vrijwilligers hebben een permanent karakter en zijn mede gericht op empowerment van de buurt, sociale cohesie en leefbaarheid.
  • Spreekuur en kantoor zijn op loopafstand in de buurt (lage drempel).
  1. Financiering en inbedding op wijkniveau
  • Financiering per wijk door deelgemeente, woningcorporatie(s) en/of politie
  • Een project wordt opgezet voor de duur van minimaal 3 jaar.
  • Decentrale aansturing en verantwoording van resultaten (opdrachtgeveroverleg).
  • Inbedding in wijknetwerk en samenwerking met wijkagent en sociale diensten.
  • Geen concurrentie: aanvullend op bestaande voorzieningen in het gebied.
  1. Monitoring en scholing op gemeentelijk niveau
  • Een stedelijke Stuurgroep begeleidt buurtbemiddeling.
  • De stedelijk projectleider werkt aan kwaliteit, methodiek, monitoring en acquisitie.
  • Een kwaliteitsprotocol beschrijft de visie, de uitgangspunten en de ijkpunten.
  • De training van vrijwilligers wordt veelal centraal gefinancierd.
  • Wijkprojectleiders nemen deel aan een stedelijk overleg, gericht op uitwisselen van erva­ring, op kwaliteit en methodiekontwikkeling (van en met elkaar leren).

3. Amely Lyon – Les Boutiques de Droit : un droit au droit

3.1. Oprichting en opzet van het initiatief

In 1975 werden de wetswinkels (Boutiques de Droit) in Frankrijk opgericht. Advocaten en welzijnswerkers namen het initiatief. Ze vestigden zich in de meest achtergestelde buurten en hielden samen consultaties. De wetswinkels  wilden dat kansarme burgers de rechten die ze juridisch hebben, ook daadwerkelijk bekomen. Ze noemden dit: “droit au droit”. Het succes van de wetswinkels leidde tot het bemiddelingsproject “reposant sur la création de structures de proximité et impliquant la participation des habitants.”[xiii]

Tot op heden is het bemiddelingsinitiatief Amely in Lyon[xiv] nog ingebed in de wetswinkel. De “Boutique de droit” biedt aan de wijkbewoners drie verschillende diensten aan: rechtsbijstand, slachtofferhulp en bemiddeling.

De wetswinkels werden op wijkniveau ingeplant met als doel mensen met beperkte sociale kansen gemakkelijker toegang te verlenen tot de verschillende rechtsmiddelen, slachtoffers van misdrijven bij te staan en  wijkbewoners te vormen als buurtbemiddelaars. Na een opleiding kunnen wijkbemiddelaars bemiddelen tussen mensen met buren-, familiale of sociale conflicten.[xv]

In 1980 werd de eerste wetswinkel opgericht in Lyon. Naast de juridische permanenties werden eveneens een dienst voor slachtofferhulp en een dienst voor buurtbemiddeling opgericht. In 1986 neemt de “Boutique de Droit”  van Lyon samen met drie andere verenigingen (Mouvement d’action sociale, San Marco, MJC de Perrache) het initiatief om een nieuwe vereniging op te richten: “Thémis – association de médiateurs”. In 1988 wordt binnen de “Boutique de Droit de Lyon” Amely   (Association MEdiation de LYon), opgericht met als opdracht de bemiddeling:  Association comme mode de résolution des conflits”. De eerste financiering gebeurde door het “Bureau de Protection des Victimes du Ministère de la Justice.”

Later worden op andere plaatsen in Frankrijk wetswinkels opgericht: in 1989 in Vénissieux, in 1990 in Lyon Duchère, in1991 in Lyon Croix Rousse, in 1994 in Décines en in 1995 in Lyon Gerland.

Centraal in het bemiddelingsproject staat het principe van het aangaan en uitbouwen van samenwerkingsverbanden.

3.2. Structuur en werkwijze

3.2.1. Organisatie van Amely

AMELY is een vereniging die onderzoekers en vormingswerkers in bemiddeling samenbrengt. Het biedt zelf vormingen aan in buurtbemiddeling, strafrechtsbemiddeling, gezinsbemiddeling en schoolbemiddeling. Deze vormingen worden in Frankrijk op verschillende plaatsen georganiseerd (Lyon, Paris, Nantes, Vénissieux, Saint Priest, Villefontaine, …), maar ook in andere delen van Franstalig Europa (Brussel, Luik, Genève) tot zelfs in Lissabon, Rome en Turijn.
Momenteel zijn er in Lyon 13 bemiddelingspunten en beschikt Amely over een klein honderdtal vrijwillige bemiddelaars.

AMELY is verantwoordelijk voor het beheer van de wijkbemiddelingsgroepen van Lyon.

Het organiseert vormingen in burenbemiddeling en strafrechtsbemiddeling op vraag van gemeentebesturen, verenigingen voor slachtofferhulp en daderhulp. Vanuit zijn ervaring met de wetswinkels heeft het een methode ontwikkeld om bemiddelingsstructuren op te zetten op lokaal niveau. Gemeentebesturen vragen Amely om hen te helpen bij het opstarten en uitbouwen van een burenbemiddelingsinitiatief. “En se définissant comme une structure de médiation de quartier, l’objectif des Boutiques de Droit est de construire un lieu autonome de régulation des conflits. C’est pour cette raison qu’elles ont cherché à développer en priorité la médiation sur saisine directe. C’est-à-dire amener les parties en conflit à saisir au préalable les structures de médiation avant d’engager une action judiciaire.”[xvi]

De “Boutique de droit” in Lyon bestaat uit een technisch comité, een stuurgroep en organiseert informatievergaderingen.

Het technisch comité heeft als taak buurtbemiddeling te organiseren en te promoten, sensibiliseringsacties te ondernemen, vrijwillige buurtbemiddelaars te recruteren, op te leiden en te superviseren

De stuurgroep staat het technisch comité bij voor de implementatie van het bemiddelingsproject  en heeft een adviserende rol. In de stuurgroep zitten  de burgemeester,  de procureur, de politiecommissaris, de verantwoordelijke ambtenaar van Stedenbeleid/Stedencontract, een vertegenwoordiger van de sociale sector en vertegenwoordigers van het verenigingsleven.

Er worden informatievergaderingen georganiseerd met het oog op het afsluiten van samenwerkingsverbanden met externe partners.  Op die informatievergaderingen worden gemeenteraadsleden, vertegenwoordigers van politie, justitie, gerecht, sociaal werkers, voorzitters vanuit het verenigingsleven uitgenodigd.  De externe partners worden geïnformeerd over de doelstellingen en de visie van het bemiddelingsinitiatief. Geëngageerde buurtbewoners worden aangemoedigd om deel uit te maken van de stuurgroep  en kandidaat-bemiddelaars worden geïnformeerd over de opleiding en de training van vrijwillige wijkbemiddelaar.

Aan de openbare vergadering nemen wijkbewoners en de leden van de stuurgroep deel.

Doelstelling van de openbare vergadering:

  • de wijkbewoners sensibiliseren voor de idee van bemiddeling als instrument voor conflictbeslechting;
  • inbedden van het project in de wijk;
  • oproep van vrijwilligers om hun kandidatuur te stellen als vrijwilliger-bemiddelaar.

De diensten van de “Boutique de droit”  m.n. rechtsbijstand, slachtofferhulp en bemiddeling zijn kosteloos voor de gebruiker.

“La Boutique de droit” wordt gefinancierd door de stad Lyon in het raam van het Stedenbeleid en ontvangt subsidies van de federale overheid en het FASILD (Fonds d’Action et de Soutien pour l’Integration et la Lutte contre les Discriminations).

In elk bemiddelingspunt wordt uit de pool bemiddelaars jaarlijks een coördinator gekozen.  De coördinator is de aanspreekfiguur en verantwoordelijke voor het bemiddelingspunt. Hij/zij vertegenwoordigt zowel intern (werking, verstandhouding tussen de bemiddelaars…) als extern het bemiddelingspunt.

Tijdens de maandelijkse supervisievergadering bepaalt elk steunpunt welke sensibiliseringsacties ze zullen voeren om het werk van de bemiddelingsequipe kenbaar te maken bij de wijkbewoners en om de filosofie en de cultuur van bemiddeling beter bekend te maken.

De sensibiliseringsacties zijn heel divers:

– vergaderingen met de stadsdiensten, socale diensten, politiediensten, plaatselijke verenigingen, huurders;

– verdelen van folders en brochures;

– deelname aan fora, wijkfeesten;

– deelname aan radio- en tv programma’s;

– interviews met de geschreven pers.

Ze gaan zelf actief op zoek naar “cliënteel”.  De ervaring leert dat dergelijke promotiecampagnes noodzakelijk zijn.  Zonder actieve bekendmaking bestaat het risico dat burgers de bemiddelingsdienst te weinig kennen of er niet vlug genoeg beroep op doen.

3.2.2. Profiel van de buurtbemiddelaars

De bemiddelingsgesprekken worden uitsluitend door vrijwilligers gevoerd. Dit zijn bewoners uit de buurt waar het bemiddelingssteunpunt ingeplant is.  De bemiddelaars worden uit alle lagen van de bevolking gerekruteerd. Het is een groep van een honderdtal vrijwilligers. Er zijn geen diplomavereisten of juridische kennis vereist. Emotionele intelligentie, sociaal engagement, inzet en bereidheid om een vorming te volgen, zijn de voorwaarden. De groep bemiddelaars is zeer gedifferentieerd samengesteld: onderwijzers, juristen, syndicale vertegenwoordigers, psychologen, bedrijfsleiders, huismoeders, arbeiders, bedienden, handelaars, ingenieurs, kaderleden, gepensioneerden, advocaten etc.  Er is een verschuiving vast te stellen in het profiel van de kandidaat-bemiddelaar. In tegenstelling tot de opstartfase van het project bieden zich nu steeds meer personen met een hoger diploma aan om vrijwillige buurtbemiddelaar te worden.

Om de  onafhankelijkheid van de bemiddeling te waarborgen wordt de bemiddeling principieel niet in het gemeentehuis gedaan.  Amely beschikt over eigen locaties voor zijn bemiddelingsactiviteiten.

3.2.3. Werving en opleiding van bemiddelaars

Voor de bemiddelaars is een basisopleiding “bemiddeling” van 30 uur voorzien. De basisopleiding wordt aangevuld met een meer praktijkgerichte opleiding van 60 uur, met specifieke thema’s en problemen. Het betreft een bijkomende opleiding. De aangeleerde technieken in de basisopleiding worden ingeoefend.  De bemiddeling wordt altijd door twee bemiddelaars gedaan (co-bemiddeling). Een nieuwe bemiddelaar wordt in de beginfase bijgestaan door een ervaren bemiddelaar (training on the job)

De bemiddelaars werken volgens de principes van een deontologische code die aanvaard wordt door alle bemiddelaars. Er wordt hen gevraagd om minimum 1 jaar actief te blijven als bemiddelaar. In de praktijk bedraagt de gemiddelde engagementsduur ongeveer 3 jaar.  Elke bemiddelaar wordt per maand 12 à 14 uur ingeschakeld voor het verrichten van permanenties, bemiddelingsgesprekken en sensibiliseringsacties.

De vrijwillige bemiddelaars worden 2 keer per jaar gerekruteerd via artikels in de lokale pers, affiches of via de media.  Kandidaat bemiddelaars moeten hun kandidatuur schriftelijk stellen met hun motivatie.  Na een individueel gesprek met de kandidaat bemiddelaar, oordeelt de staf of hij/zij in aanmerking komt.

3.2.4. Bemiddelingsproces

De wetswinkels voeren een “voluntaristisch” beleid. [xvii]  Bij elk conflict dat hen aangebracht wordt, stellen ze aan de partijen bemiddeling voor.  Ze noemen dit “la médiation proposée et acceptée”. De bemiddelaars nemen contact op met de andere partij met de vraag of ze al of niet bereid is om over het conflict te onderhandelen.

Er zijn nochtans meerdere manieren waarop een bemiddelingszaak aanhangig gemaakt wordt.

De bemiddeling kan beginnen op vraag van één van de betrokken partijen in een conflict, mensen met een conflict kunnen ook doorverwezen zijn door juristen van de “Boutique de droit”, sociaal werkers, de stadsdiensten, politie, verenigingen, verhuurders of door elke private of publieke organisatie die oordeelt dat, omwille van de aard van het conflict, een oplossing kan bekomen worden via bemiddeling.

De directe en indirecte bemiddelingen

De bemiddeling start na de intake en steeds op afspraak.  Alle bemiddelingen worden uitgevoerd door 2 bemiddelaars.  Zij organiseren zowel directe als indirecte bemiddelingen.

  1. a) Directe bemiddelingen

– 1ste fase: de klager/melder van het conflict licht het probleem toe en geeft eventueel al mogelijke oplossingen aan.

– 2 de fase:  de andere partij die in het conflict verwikkeld is, wordt op haar beurt uitgenodigd  om haar versie van het verhaal toe te lichten.

– 3 de fase:  mits het akkoord van alle partijen wordt een gezamenlijk gesprek georganiseerd met als doelstelling, met de hulp van de bemiddelaars, tot een oplossing van het conflict te komen.

  1. b) Indirecte bemiddelingen

Wanneer de partijen bereid zijn om hun conflict op te lossen maar elkaar niet wensen te ontmoeten, wanneer ze ver van elkaar wonen en een ontmoeting moeilijk te organiseren is of wanneer de een van de partijen een firma of instelling is, wordt een pendeldiplomatie georganiseerd om te bemiddelen tussen de partijen en tot een oplossing van het conflict te komen.

De bemiddelingsprocedure is een procedure die steunt op vrijwilligheid en vertrouwelijkheid. De deelnemers aan het bemiddelingsgesprek zoeken met behulp van de bemiddelaars naar een oplossing voor het conflict.

3.3. Ethische principes van de bemiddeling

De belangrijkste ethische doelstellingen van de buurtbemiddeling zijn:

  1. zoeken naar een oplossing voor het conflict;
  2. responsabilseren van de bewoners;
  3. herstel van het sociaal weefsel;
  1. uitbouwen van een alternatief voor het beslechten van kleine, dagdagelijkse conflicten.

Daarvoor gaan de organisatoren uit  van de volgende ethische principes:

  1. laagdrempeligheid en nabijheid in de wijk;
  2. neutraliteit;
  3. vertrouwelijkheid;
  4. onpartijdigheid;
  1. vrijwilligheid.

3.4. Doelpubliek en behandelde problemen

Buren- en buurtbemiddeling zijn uiteraard geschikt om buurtconflicten op te lossen. Naast het oplossen van burenconflicten wordt het herstel van de communicatie en sociale cohesie nagestreefd. In Lyon dienen er zich de laatste tijd steeds meer commerciële conflicten en conflicten tussen huurders en verhuurders aan.

De gegevens worden elektronisch bijgehouden  en statistisch verwerkt. Uit de fiches kan informatie gedistilleerd worden met betrekking tot:

– het profiel van de gebruikers van bemiddeling: geslacht, leeftijd, woonplaats, nationaliteit…;

– de aard en de behandeling van de bemiddelingsvragen;

– de  impact van samenwerkingsverbanden met andere sociale actoren uit de wijk.

Er kan vastgesteld worden dat, afhankelijk van de contacten en samenwerkingsverbanden die de bemiddelaars aangaan met de andere sociale actoren in de wijk, de aard van de aangemelde conflicten verschilt. Van jaar tot jaar vermeerderde het aantal mensen die hun conflict via burenbemiddeling wensten op te lossen:

-460 in 2000

-501 in 2001

-560 in 2002

-682 in 2003

-702 in 2004

3.5. Sociale impact van het initiatief

De impact van “Amely” in Frankrijk  is te vergelijken met de impact van “Burrtbemiddeling Rotterdam” in Nederland.

Met de promotie van bemiddeling wilden de wetswinkels in Frankrijk de tekorten van het justitieel systeem niet aanpakken, maar een ander model van conflictoplossing aanreiken gebaseerd op decentralisatie, deprofessionalisering en delegalisering (déjudiciarisation et déjuridicisation). Deze opvatting ging uit van de stelling dat de diversiteit en de complexiteit van gedecentraliseerde vormen van conflictoplossing burgers toelaat  zich nieuwe vormen van conflicthantering eigen te maken. Vandaar dat men ernaar streeft dat mensen met een conflict niet meer in de eerste plaats beroep doen op de politie of op justitie of de oplossing van het conflict vermijden, met het gevolg dat het probleem alleen maar erger wordt. Het geïntegreerde initiatief “médiation de quartier” van Lyon bevorderde de  ontwikkeling van lokale gemeenschappen  naar pluralisme en sociale conflictoplossing. Buurtbemiddeling legt daarom niet alleen de vinger op de wonde van een justitieel systeem  in crisis, maar stelt de traditionele manier van conflictoplossing via politie en gerecht grondig in vraag. Men is er  bij “Amely” van overtuigd dat deze crisis niet oplossen door meer politie, meer magistraten of meer sociaal werkers aan te werven, maar wel door een bemiddelingscultuur in de gemeenschappen te ontwikkelen.

“Amely Lyon” heeft inspirerend gewerkt in gans Frankrijk, maar ook daarbuiten. Het “Centre de Médiation” van Luxemburg  bijvoorbeeld,  heeft met  zijn “Accès au droit” zich laten inspireren door “le droit au droit” van Lyon, meer heel wat andere nieuwe initiatieven werden in verschillende Franse steden genomen onder impuls van Lyon.

Opvallend in Lyon is wel de concurerende houding t.o.v. sommige vormen van sociale dienstverlening en overheden. Het werk van de “conciliateurs” bijvoorbeeld, die een wettelijk omschreven opdracht hebben, maar minder een onafhankelijke positie innemen, wordt door Amely minder gewaardeerd. In Rotterdam daarentegen draagt men zorg voor goede samenwerkingsverbanden met andere sociale instellingen.

3.6. Samenvatting

  1. Conflicten worden in zeer veel gevallen via de wetswinkel doorverwezen voor bemiddeling.
  2. De bemiddelingssteunpunten zijn laagdrempelig.
  3. Enkel vrijwilligers bemiddelen.
  4. Er is een professionele begeleiding en omkadering van de vrijwilligers (coaching, supervisie, intervisie en opleiden van de vrijwillige bemiddelaars).
  5. Er is een permanent systeem van opleiding om steeds over voldoende medewerkers te beschikken;
  1. De bedoeling van de “Associaltion Médiation Lyon” (Amely) is de sociale relaties te harmoniseren.

Graag gebruikte kernbegrippen van Amely  zijn:

  • Les boutiques de droit: un droit au droit;
  • Les boutiques de droit espace de socialisation;
  • Déjudiciarisation et déjuridicisation (het de-justitiëren en het de-juridiseren)
  • La médiation:
    1. une justice douce;
    2. harmoniser les rapports de voisinage;
    3. rétablir les liens familiaux.

4. Bemiddelingscentrum van Luxemburg

4.1. De oprichting en opzet van het ‘Centre de médiation’

In 1997 gaven het Ministerie en de Nationale Jeugddienst (Service National de la Jeunesse) voor het eerst een opleiding voor bemiddelaar aan een groep juristen, psychologen en sociaal werkers. Het ging over 130 uren vorming in 1997 en 50 uren praktijk en stage in 1998 per bemiddelaar.

Deze opleidingen hadden een dubbele impact: er werden professionele bemiddelaars opgeleid en er ontstond een “dynamique de la médiation” in Luxemburg, waaruit het bemiddelingscentrum is gegroeid.  Er was vraag vanuit verschillende hoeken naar bemiddeling en de eerste professioneel geschoolde bemiddelaars realiseerden zich dat voor een goede bemiddelaar er ook een beroepspraktijk als bemiddelaar nodig is.  De oprichting van het “Centre de Médiation” als experiment werd een feit met de keuze voor  een adequaat juridisch statuut.  De stichters kozen voor “une formule associative” of een private instelling, zeg VZW, om zijn onafhankelijkheid ten opzichte van de overheid (Ministerie van Jeugd en Cultuur en het gerecht) te garanderen. In de oprichtingsakte werd de visie op bemiddeling opgenomen (Charter) en een deontologische code bepaalde de ethische en professionele regels van bemiddeling. Hoewel het bemiddelingscentrum van Luxemburg momenteel in gans het Groothertogdom bekend is en er een grote faam heeft is bemiddeling in het Groothertogdom Luxemburg een vrij recent fenomeen.

Het “Centre de médiation de  Luxembourg” werd in 1998 opgericht als VZW met het  doel  conflicten en ruzies tussen mensen te helpen oplossen, mensen in een conflictsituatie te responsabiliseren en de sociale relaties tussen ‘partijen’ in conflict te herstellen.

4.2. De structuur en werkwijze van het centrum

De oprichtring  van een VZW  met een Algemene vergadering en een Raad van Bestuur bestaande uit voorzitter, vice-voorzitter, schatbewaarder en secretaris was dus een duidelijke beleidskeuze van de oprichters van het centrum.

Tot 2000 functioneerde het centrum met één coördinator. De coördinator legde de contacten met geïnteresseerden in bemiddeling en organiseerde de ontmoetingen tussen partijen en bemiddelaar. De opgeleide bemiddelaars beperkten zich tot de bemiddeling zelf. De eerste coördinator was jurist en bemiddelaar.

Einde 2000 nam de eerste coördinator ontslag en werd begin 2001 vervangen door een bemiddelaar met als opleiding maatschappelijk assistent. Hij had dezelfde taak als de eerste coördinator en werd tevens verantwoordelijk voor de promotie van bemiddeling. Er werd een nieuwe functie gecreëerd: een jurist werd verantwoordelijk om de bemiddelaars te informeren over de juridische aspecten van de bemiddelingsdossiers. Een nieuwe dienst “Accès au Droit”  werd opgericht.  De rol van de jurist-bemiddelaar  was dan tussenkomen in bemiddelingen als onpartijdig expert op vraag van de bemiddelaars en/of  bemiddelden.

Vanaf begin 2002 werd een post van secretaris gecreëerd met als opdracht de organisatie van een secretariaat en boekhouding van twee diensten van het bemiddelingscentrum: de bemiddelingsdienst en de dienst  “Accès au Droit”. Vanaf 2003 subsidieerde de overheid een vierde post: een sociaal werker. Deze welzijnswerker heeft een dubbele taak: het eerste onthaal van cliënten om hen te oriënteren en optreden als bemiddelaar, met dien verstande dat hij deze twee taken niet mag uitoefenen in een zelfde dossier.

Momenteel werken in het centrum naast de vier voltijdse personeelsleden, die zich hoofdzakelijk met de organisatie van het centrum en de organisatie van de bemiddelingen bezighouden (uitz. ½ welzijnswerker),  een 20-tal bemiddelaars die professioneel opgeleid werden.  Deze professioneel geschoolde bemiddelaars worden aangesteld door de coördinator per dossier en betaald per prestatie (€ 40 per uur). De leiding van het centrum denkt er momenteel over na om de gebruikers (bemiddelden) een bijdrage van € 30 te laten betalen. De contractuele bemiddelaars moeten in team kunnen werken omdat alle bemiddelingen met twee bemiddelaars (co-bemiddeling) uitgevoerd worden. Om werkoverleg en intervisie te organiseren worden er  vergaderingen georganiseerd tussen de vaste personeelsleden en contractuele bemiddelaars. De co-bemiddeling kan dus gebeuren door de jurist en een bemiddelaar, de welzijnswerker en een bemiddelaar of door twee bemiddelaars. De coördinator van het centrum geeft zoveel als mogelijk de bemiddelingen door aan de contractuele bemiddelaars om hen maximaal te betrekken bij de werking van het centrum.

Het bemiddelingsproces bestaat uit 4 etappes:

4.2.1. Individueel onderhoud

Iedere persoon die zich met een probleem of conflict aandient, of doorverwezen wordt,  wordt uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Als hij/zij dit wenst, kan tijdens dit gesprek uitgelegd worden  wat men met bemiddeling kan bereiken en nagaan of de kandidaat akkoord gaat om deel te nemen aan de bemiddeling. Er wordt de nadruk op gelegd dat het voorstel tot bemiddeling geenszins impliceert dat men tot een akkoord moet komen of dat de bemiddelaar de oplossing van het probleem in één of andere richting mag sturen.

4.2.2. Ontmoeting  en de bemiddeling

Na het akkoord van de partijen om deel te nemen aan (directe of indirecte)  bemiddeling, wordt de bemiddeling georganiseerd met als doelstelling de communicatie te herstellen en desgevallend een oplossing te vinden voor hun geschil.

4.2.3. Schriftelijke formalisering van het bereikte akkoord
4.2.4. Opvolging, indien noodzakelijk,  van  de overeenkomst(en).

4.3. Ethische principes van de bemiddeling

De bemiddeling die het Luxemburgse centrum aan zijn gebruikers voorstelt is een procedure met de  uitdrukkelijke vrije instemming van belanghebbenden, om zich te engageren in een actie ‘de bemiddeling’ met de hulp van een onafhankelijke derde, de bemiddelaar, die speciaal is opgeleid voor deze ‘kunst’. Het centrum baseert zich daarvoor op een idee van Levesque.[xviii] Bemiddeling wordt  nooit opgelegd. Ze wordt aanvaard door alle partijen, die met elkaar onderhandelen over de oplossingen en samen beslissen.  Een bemiddeling aanvaarden betekent dat de partijen zich in wederzijds vertrouwen engageren  om met de hulp van een bemiddelaar een nieuwe relatie op te bouwen. Noch het centrum, noch de bemiddelaar mogen partners verplichten hun relatie te herstellen of een bepaalde overeenkomst te aanvaarden. Als er een overkomst gesloten wordt, is ze de uitdrukking van de wil  van hen voor wie de bemiddelaar “a conçu la création possible d’un lien et le réalise”.[xix]

De principes van bemiddeling in het centrum zijn:

  • bemiddeling is een dynamisch proces;
  • bemiddeling is vertrouwelijk;
  • bemiddeling wordt vrij door alle partijen aanvaard;
  • de oplossingen van de bemiddeling komen van de ‘bemiddelden’;
  • de bemiddelaar luistert naar de partijen, hij faciliteert de communicatie en geeft de partijen het woord;
  • de bemiddelaar is een onafhankelijke derde;
  • de bemiddelaar respecteert de deontologische code;
  • de bemiddelaar heeft een vorming in bemiddeling gevolgd.

Het centrum heeft daarvoor het “Charte de la Médiation” van het “Centre National de la Médiation de Paris” ondertekend en zijn “Code Déontologique” aanvaard maar aangepast aan de doelstellingen van het Luxemburgse bemiddelingscentrum.[xx]

4.4. Doelpubliek en behandelde conflicten

Onder invloed van  de voogdijoverheid, het Ministerie van Jeugd, richtte  het centrum zich aanvankelijk tot jongeren tot 26 jaar die economisch nog afhankelijk waren. Het Ministerie van Jeugd werd in 1999 afgeschaft en het centrum werd vanaf die datum gesubsidieerd door het  “Ministère de la Famille”.  Naast de  jongeren als doelpubliek,  ging het zich dan ook specialiseren in gezinsbemiddeling.  Jongeren blijven een prioritair doelpubliek. In 2005 was 55 % jonger dan 26 jaar, 42 % tussen 16 en 65 jaar en 3 % ouder dan 65 jaar. In totaal werden er 376 conflicten behandeld.[xxi]

Aard van de conflicten[xxii]

Aard N %
Diefstal 47 12,50
Slagen en verwondingen 95 25,27
Relatie ouders/kinderen 18 4,79
Relatie koppel 35 9,31
Beschadigingen 33 8,78
Partnerrelatie 35 9,31
Bezoekrecht 19 5,05
Verwijten 42 11,17
Bedreigingen 21 5,59
Echtscheiding met wederzijdse toestemming 16 4,26
Onderhoudsgeld 1 0,27
Onttrekking bezoekrecht 9 2,39
Burenrelaties 3 0,80
Conflict i.v.m. werk 3 0,80
Huisvredebreuk 1 0,27
Schending van privé-leven 3 0,80
Andere 30 7,98
Totaal 376 100,00

4.5. Sociale impact van het centrum

Het ‘Centre de médiation’  was een pionier voor bemiddeling in Luxemburg. Het vertrok van een ‘logique sociétale’. Mensen met conflicten konden beroep doen op het centrum. Dit sociaal engagement  werd met de tijd een ‘logique gestionnaire’[xxiii]. Er werd veel beroep op gedaan door het gerecht, zodat de herstelbemiddeling voor jongeren en voor volwassen een belangrijk deel ging uitmaken van het werk van het bemiddelingscentrum. In het bijzonder deed de ‘Substitut principal au parquet de la Jeunesse’ meer en meer beroep op het centrum voor bemiddeling tussen daders en slachtoffers van misdrijven.

Het centrum heeft een drievoudige actieradius:

  • Bemiddeling
  • Promotie van de bemiddeling
  • Vorming van bemiddelaars

De universiteit van Luxemburg organiseert vanaf 2005 een “Master en Ingénierie de la Médiation”. In het “‘Centre de Médiation” van Luxemburg doen de studenten hun stage.

Door zijn promotiecampagnes en de vorming die het centrum in samenwerking met de universiteit organiseert, hebben een aantal gemeenten in Luxemburg het initiatief genomen om een buurtbemiddelingsdienst op te starten. Hun know how kunnen ze bij het centrum halen. De Stad Dudelange is de eerste die in oktober 2006 een 6 à 8-tal professioneel geschoolde buurtbemiddelaars zal aanstellen, zorgen voor de infrastructuur en de kosten betalen. Terwijl er in Dudelange en in andere Luxemburgse gemeenten of steden pas in 2006  initiatieven voor burenbemiddeling genomen worden,  werden er reeds vanaf 2000 projecten gestart voor schoolbemiddeling en peerbemiddeling.

4.6. Samenvatting

Het “Centre de Médiation” van Luxemburg is opgericht als een NGO met het statuut van VZW om zijn onafhankelijke en neutrale positie in het geheel van Luxemburgse instellingen te benadrukken.

Het beschikt over een vaste staf met een coördinator, welzijnswerker-bemiddelaar, een jurist-bemiddelaar en een secretaris.

De coördinator heeft de dagdagelijkse leiding van het centrum en is verantwoordelijk  voor de organisatie van de bemiddelingen en de externe contacten zowel wat bemiddelingen betreft als de promotie van het centrum. De maatschappelijk assistent en jurist hebben een dubbele functie. De welzijnswerker doet deeltijds welzijnwerk en deeltijds bemiddeling, maar nooit in eenzelfde dossier. De jurist is juridisch adviseur voor de bemiddelaars en de bemiddelden en treedt op als co-bemiddelaar.

Het centrum beschikt over een twintigtal contractuele bemiddelaars die opgeleid werden door het centrum en per prestatie betaald worden. Alle bemiddelingen gebeuren door twee bemiddelaars (co-bemiddeling) en zijn gratis. Het centrum iwerkt voor gans het Groot Hertogdom en  gespecialiseerd in bemiddeling met jongeren, strafrechtbemiddeling en gezinsbemiddeling.

5. Algemene besluiten

5.1. Modellen van burenbemiddeling

In feite zijn er twee modellen van burenbemiddeling ontstaan: een gecentraliseerd model en een gedecentraliseerd buurtmodel. In Luxemburg bijvoorbeeld wordt een gecentraliseerd model gehanteerd. In San Francisco, Rotterdam en Lyon werkt men met een gedecentraliseerd buurtmodel. In de verschillende buurten van de stad is er een bureau voor burenbemiddeling opgericht. Het belangrijkste onderscheid tussen beide modellen is dat in het gedecentraliseerd model het een buurt of wijk betreft,  waar door buurtbewoners en voor buurtbewoners aan bemiddeling wordt gedaan onder leiding van een onafhankelijke projectleider die het project van de ganse stad coördineert.  In het gecentraliseerd model wordt de bemiddeling gehaakt aan de reeds bestaande stedelijke instellingen voor welzijn. Ze werken vaak met professionele bemiddelaars. De vrijwilligers die in dit model bemiddelen doen dit niet specifiek binnen de buurt waar ze wonen, maar voor burenproblemen uit de gehele stad. De binding van de vrijwilligers met de buurt is sterk aanwezig in het gedecentraliseerd buurtmodel, terwijl een dergelijke binding in het gecentraliseerde model veel kleiner is.

Een ander verschil tussen het beide modellen is dat in het gedecentraliseerde model de fysieke afstand van en naar bemiddeling veel kleiner is. Het gemakkelijk ‘even binnenlopen’ is veel minder het geval in het gecentraliseerde model. Met betrekking tot het werven van vrijwilligers is het in een gecentraliseerde model minder goed realiseerbaar om een goede afspiegeling van de stad te krijgen. Er moet bij het werven van bemiddelaars in het gecentraliseerde model een grotere groep aangesproken worden.

Tenslotte ziet men dat de doelstellingen tussen beide modellen verschillend  zijn. In het gecentraliseerde model is de conflictoplossing tussen buren de belangrijkste doelstelling. In het gedecentraliseerde buurtmodel is ‘empowerment’ of de samenlevingopbouw van de gemeenschap de belangrijkste doelstelling.

Twee modellen van buren- en buurtbemiddeling
Gecentraliseerd model Gedecentraliseerd model
Bemiddelaars Vrijwilligers (v) of professionelen (p) Vrijwilligers
Vooropleiding Geen (v) of hoger onderwijs (p) Geen
Scholing in bemiddeling 30 à 60 u (v) of  minimum 180 u  (p) Drie- à vijfdaagse cursus
Representativiteit vrijwilligers Geen afspiegeling van de stadsbevolking Goede afspiegeling van de buurtbewoners
Huisvesting Centraal kantoor Kantoorruimte in de buurt
Professionele begeleiding Projectleider Buurt- én stedelijk coördinator
Soorten conflicten Horizontale burenconflicten Horizontale burenconflicten
Aanmelding cases Uit de hele stad Uit de buurt
Binding met de buurt Zwak Sterk
Effectiviteit Relatief grote uitval bij intakegesprekken Geringe uitval bij intakegesprekken
Belangrijkste doelstelling Conflictoplossing Samenlevingsopbouw

5.2. Burenbemiddeling in San Francisco, Rotterdam, Lyon en Luxemburg

Wij zien heel wat vergelijkingspunten tussen de benaderingen van de verschillende steden. Er zijn nochtans ook merkelijke verschillen. In Nederland, in navolging van San Francisco,  beoogde men meer een sociale beweging op gang te brengen die de verbondenheid tussen burgers herstelt of bevordert. In Frankrijk, door haar inbedding in de “Boutiques de droit”, is buren- en buurtbemiddeling meer gericht is op een gelijkekansenbeleid en gelijkerechtenbeleid. Lyon heeft een meer dienstverlenende benadering, terwijl Rotterdam eerder een instrumentele visie hanteert. Luxemburg heeft een gecentraliseerd beleid, maar de bemiddelingsdienst werkt hand in hand met de dienst “Accès au droit”, zoals in Lyon.

De dienstverlenende en rechtenbenadering van Lyon stelt meer het oplossen van conflicten tussen buren centraal,  waarbij deze elkaars handelen leren begrijpen en met elkaar beter leren omgaan. In de instrumentele visie van Rotterdam wordt het project buurtbemiddeling  als een middel om ruzies en irritaties tussen buren op te lossen, slechts als een secundair deelaspect van “community empowerment” gezien.  De probleemoplossing als vorm van gemeenschapsontwikkeling door sociale bemiddeling, creëert nieuwe regels in de context van een sterk pluralistische wijk.

5.3. Buren- en buurtbemiddeling: een sociale beweging voor onderhandelende, mediërende en communicatieve lokale gemeenschappen

Irritaties en conflicten tussen buren kunnen in het dagdagelijks samenleven van mensen blijven sluimeren, omdat ze geen uitweg zien om aan negatieve gevoelens en situaties een positieve oplossing te geven. Zij missen de sociale vaardigheden om problemen op te lossen en ze zijn angstig voor een confrontatie met de tegenpartij.

Gevoelens van verbondenheid en samenhorigheid zijn in vele Europese steden en gemeenten sterk afgenomen door het proces van verstedelijking en indi­vidualisering. Door de toegenomen welvaart heeft men elkaar minder nodig. Investeren in buurtbemiddeling is sociaal investeren in communicatie en in de relatie die buren met elkaar verbindt door met elkaar op gelijke voet (horizontaal) te onderhandelen en voor elkaar te bemiddelen.

De belangrijkste doelstellingen van buurtbemiddeling zijn conflicten tussen buren vroegtijdig oplossen en niet laten escaleren, zelfredzaamheid van burgers vergroten en bevorderen van leefbaarheid en sociale cohesie in buurten. Voor de  overheid, inzonderheid Justitie, Binnenlandse Zaken, gemeentebestuur en politie zou burenbemiddeling als effect moeten hebben dat ze zich als overheidsdiensten op hun kerntaken kunnen concentreren. Daarom wordt ernaar gestreefd dat  mensen met conflicten rechtstreeks naar burenbemiddeling gaan vooraleer ze op andere overheidsdiensten beroep doen en op lange termijn burgers zelf hun verantwoordelijkheid opnemen voor het oplossen van hun problemen.

Het doel van buurtbemiddeling is dus zeker niet enkel de oplossing van het conflict, maar vooral het herstel van de sociale communicatie en de zelfredzaamheid van lokale gemeenschappen.

Een van de meest positieve resultaten van buurtbemiddeling is “empowerment”. Het feit dat buren met elkaar spreken, over gemeenschappelijke problemen en belangen kunnen onderhandelen, minder op de  politie beroep doen en samen verantwoordelijk zijn voor de goeie gang van zaken in hun wijk of stad bevordert de verbondenheid tussen buren en de sociale  cohesie in die gemeenschap.

5.4. Buurtbemiddeling is samenlevingsopbouw

Buurtbemiddeling is één van de vele vormen van bemiddeling naast gezinsbemiddeling, herstelbemiddeling, schoolbemiddeling, peerbemiddeling, sociale bemiddeling etc. De  methodiek en de ethische  principes van buren- en buurtbemiddeling zijn dan ook te vergelijken met de andere vormen van bemiddeling.  Het specifieke van een aantal projecten van buurtbemiddeling t.o.v. de andere vormen bestaat in het op gang brengen van een sociale beweging. We noemden dit “empowerment”, sociale cohesie, gemeenschapsontwikkeling en samenlevingsopbouw.

In vele steden gebeurt de burenbemiddeling door getrainde vrijwilligers, onder supervisie van een projectleider of coördinator. Sommige gemeenten geven de voorkeur aan beroepsbemiddelaars.[xxiv] Dit kunnen daarvoor speciaal opgeleide gemeentelijke ambtenaren zijn, die als lokale bemiddelaars optreden. Als ze over een statuut beschikken met voldoende onafhankelijkheid om zich neutraal, autonoom en met respect voor  de vrijwilligheid, vertrouwelijkheid en gelijkwaardigheid van de partijen op te stellen, is dit een waardevolle formule. Omwille van hun onafhankelijkheid geven de meeste  buurtbemiddelingsinitiatieven de voorkeur aan het juridisch statuut van private vereniging (VZW). Dit is het geval voor de steden Luxemburg, Lyon, Rotterdam en San Francisco. De stad Charleroi daarentegen, om een Belgisch voorbeeld te geven,  is een gemeentelijke initiatief van burenbemiddeling met zeer nauwe banden met de politieke en administratieve overheid.[xxv]

Een groot aantal steden in de Westerse wereld geeft de voorkeur aan vrijwillige buurtbewoners-bemiddelaars, omdat ze de sociale cohesie bevorderen. Buurtbemiddeling is hier een vorm van samenlevingopbouw.[xxvi]  Het oplossen van individuele buurtconflicten staat rechtstreeks in verband met de manier waarop mensen met elkaar omgaan en zich verantwoordelijk voelen voor een positief communicatiesysteem van hun wijk of buurt. De sociale cohesie heeft hier betrekking op de onderlinge samenhang, de mate waarin mensen zich verbonden voelen met elkaar, met de buurt en met de samenleving. Buurtbemiddeling is hier een ‘social movement’ en beantwoordt aan alle criteria van het maatschappelijk opbouwwerk.

San Francisco Rotterdam Lyon Luxemburg
Initiatiefnemers R. Shonholtz
(bottom-up organisatie)
Gemeente/ Wooncorporaties/ Politie Univ./ Justitie/ Sociale Diensten/ Wetswinkel Nationale Jeugddienst
Dagelijkse leiding Kleine prof. Staf Stedel. Projectleider
Wijkprojectleider
Prof. Staf/
Techn. Comité/Stuurgroep
Coördinator
Ingangspoort Intakers
Actief op zoek naar burenconflicten
Politie/ Wooncorporatie/
Sociale diensten
Aanmelding door bewoners
Droit au droit (voluntaristisch beleid)
Sensibiliseringsacties
Accès au droit
Locatie Meerdere Meerdere Meerdere 1
Conflicten Straat-, huis- en tuinproblemen Straat-, huis- en tuinproblemen Burenconflicten, conflicten met dienstensectoren, overheid, banken, ondernemingen Jongerenconflicten
Burenconflicten
Gezinsproblemen
Justitieproblemen
Soorten bemiddeling Burenbemiddeling, buurtbemiddeling en Panel-hearing Buren- en buurtbemiddeling Buren- en buurtbemiddeling Gezinsbemiddeling
Burenbemiddeling
Herstelbemiddeling
Strafbemiddeling
Aantal bemiddelaars Panel 2 vrijwilligers 2 vrijwilligers 1 vrijwilliger/ 1 professioneel
of 2 vrijwilligers

 

Jef Mostinckx


[i] “En France, l’intégration se ferait sur une base individuelle, à travers la notion de la citoyenneté, alors qu’aux Etats-Unis  elle se réaliserait sur base d’une appartenance communautaire. Ces différences expliquent que l’on parle plus de community mediation ou “médiation communautaire” aux Etats Unis, alors qu’en France on évoque davantage la “médiation de quartier ou sociale”.

Jean-Pierre Bonafé-Schmitt. La médiation. En: Problèmes Politiques et Sociaux. Dossiers d’actualité mondiale. N° 872, 29 mars 2002, p.5.

[ii] C.W. Mills. The Sociological Imagination. New York. Oxford University Press. 1967.-

[iii] B. Peper e.a. Bemiddelen bij conflicten  tussen buren. Een sociaal-wetenschappelijke evaluatie van experimenten met Buurtbemiddeling in Nederland. Uitg. Eburon. Delft, 1999, p. 47-62

[iv] R.Shonholtz. De Plaats van de Buurt in het Recht. In: R. van Swaaningen (red). A Tort et a Travers. 1988, p. 177-189, Amsterdam: VU Uitgeverij

[v] K.D. Renon. Social Movement. In: W. Outhwaite & T. Bottomore (Eds.) The Blackwell Dictionary of Twentieth-Century Social Thought. Oxford: Blackwell. 1994, p. 596-6000

[vi] W.L.F. Felstiner & L.A. Williams. Community mediation of Dorchester. In: R. Tomasic & M.M. Feeley (Eds.). Neighbourhood Justice: Assessment of emerging Idea. New York: Longman. 1982,  p. 111-153.

[vii] S. E. Merry  & N. Milner. The Possibility of Popular Justice. A case Study of Community Mediation. Ann Arbor:University of Michigan Press, 1993, p.31-66

[viii] B. Peper e.a. Bemiddelen bij conflicten tussen buren. Een sociaal-wetenschappelijke evaluatie van experimenten met Buurtbemiddeling in Nederland. Delft, 1999.

[ix] M. Kristalijn (Red.). 10 jaar buurtbemiddeling. Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Den Haag, 2006.

[x] Centraal bureau: Bergsingel 299 – 3037 GW Rotterdam

[xi] J. Grijzen, A. Oerlemans en G. Riesthuis (redactieforum). Buurtbemiddeling Rotterdam. Monitor 1999-2000. Rotterdam, juli 2000.

  1. Grijzen, A. Oerlemans en G. Riesthuis (redactieforum). Buurtbemiddeling Rotterdam. Monitor 2001. Rotterdam, februari 2002.

[xii] L. Tonino. De vlag uit voor buurtbemiddeling. In: SEC. Tijdschrift over samenleving en criminaliteitspreventie. April 2004, jg. 18, nr. 2, p. 25-28.

[xiii] J.P.  Bonafé-Schmitt. France: La médiation, un nouveau mode de régulation sociale.

GLYSI atelier de sociologie juridique, CNRS Université Lyon II.

[xiv] Contactgegevens Amely  – Coördinator:  Christiane WICKY – 45 rue Smith – 69002  LYON

Tel: 0033 / 4 / 78 37 90 71 – Email: boutique.de.droit@free.fr – Website: www.amely.org

[xv] “Crées en France, en 1975 à l’initiative d’avocats et de militants associatifs, les Boutiques de Droit ont cherché à développer une politique d’accès au droit originale, basée sur la consultation collective et associant un juriste et un non juriste. En s’installant dans les quartiers, elles visent à répondre à la demande sociale des populations dites “défavorisées” afin de leur permettre d’avoir accès à ce “capital symbolique” que constitue le droit, d’avoir en quelque sorte un “droit au droit”

J.P. Bonafé-Schmitt, M. SCHMUTZ, R. BONAFE-SCHMITT “Médiation et régulation sociale“, GLYSI-Université Lyon II, 1992, p. 189.

[xvi] Ibidem

[xvii] “Pour favoriser ce type de médiation, les Boutiques de Droit ont cherché à développer une politique volontariste en proposant aux parties en conflit, chaque fois que les circonstances le permettaient, la procédure de médiation.” Jean-Pierre Bonafé-Schmitt. France: La médiation, un nouveau mode de régulation sociale.

[xviii] J. Lesvesque. Méthodologie de la médiation familiale. Ed. Erès et Edisem, 1998, p. 17.

[xix] P. Demaret. L’expérience en Médiation. Etude sur la pratique du Centre de Médiation de Luxembourg. Ed. Centre de Médiation de Luxembourg. Collection Médiation. Mars 2004, p.20.

[xx] La Charte et le Code de Déontologie de la Médiation. Cf. P. Demaret. Document et annexe I & II.

[xxi] Centre de Médiation asbl. Rapport d’activités 2005. Luxemburg, 2006, p.9

[xxii] Ibidem p. 7.

[xxiii] J. P. Bonafé-Schmitt e.a. Les médiations: logiques et pratiques sociales. In: Glysi, avril 2001, p. 210

[xxiv] Service Médiation de Quartier de la Ville de Charleroi. Actes du colloque Européen. La médiation de l’esprit à l’évaluation. Charleroi, 21 novembre 2003.

[xxv] Ibidem.

[xxvi] J. P. Bonafé-Schmitt, C. Gérards et P. Porcher. Les Justices du quotidien. Les modes formels et informels de règlement des petits litiges. Lyon, Glysi. Université de Lyon. 1986.

AMELY (Association Médiation Lyon). La médiation de quartier. L’expérience Lyonnaise. 2005. Lyon.