Rechtsbijstand bij bemiddeling

De wet van 21 februari 2005 in verband met de bemiddeling heeft de mogelijkheid geopend rechtsbijstand toe te kennen in elke procedure van vrijwillige of gerechtelijke bemiddeling (artikel 665, 5° van het Gerechtelijk Wetboek). Dat betekent dat gehele of gedeeltelijke kosteloosheid van de honoraria en van de kosten van de bemiddelaar kan worden toegekend aan de personen die voldoen aan bepaalde voorwaarden, die hierna worden gepreciseerd.

1. Toekenningsvoorwaarden
1.1. Voorwaarde in verband met het geschil

Rechtsbijstand wordt enkel toegekend indien de aanspraak van de aanvrager rechtmatig lijkt. Dat betekent dat bij een aanvraag die overduidelijk ongegrond of “fantaisistisch” is, de rechter kan beslissen de toekenning van rechtsbijstand te weigeren.

1.2. Voorwaarden in verband met de persoon van de aanvrager

Rechtsbijstand wordt verleend aan de personen van Belgische nationaliteit (artikel 667 van het Gerechtelijk Wetboek). Rechtsbijstand kan ook worden verleend aan personen van buitenlandse nationaliteit onder dezelfde voorwaarden als aan de Belgische onderdanen (artikel 668 van het Gerechtelijk Wetboek):

  • Aan vreemdelingen, overeenkomstig de internationale verdragen
  • Aan onderdanen van een lidstaat van de Raad van Europa
  • Aan enig ander vreemdeling die op regelmatige wijze in België zijn gewone verblijfplaats heeft of die op regelmatige wijze verblijft in één van de lidstaten van de Europese Unie
  • Aan alle vreemdelingen, in de procedures waarin is voorzien bij de wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
1.3. Voorwaarden in verband met de inkomsten van de aanvrager van rechtsbijstand

Genieten de volledige kosteloosheid, de volgende aanvragers (Koninklijk besluit van 26 april 2007):

  • Alleenstaanden met een maandelijks netto-inkomen van maximaal 878€*1 (Er wordt rekening gehouden met de lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast alsook met elk ander bestaansmiddel, maar met uitsluiting van de kinderbijslag.)
  • Alleenstaanden met een persoon ten laste en de personen met wie hij samenwoont van wie het maandelijks netto-inkomen minder bedraagt dan 1128€ (*1) voor het gehele gezin.
  • Genieten gedeeltelijke kosteloosheid, de volgende personen:
    De alleenstaande die bewijst dat zijn maandelijks netto-inkomen tussen 878€ (*1) en 1.128€ (*1) ligt
  • De alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende die bewijst dat het maandelijks netto-inkomen tussen 1.128€ (*1) et 1.377€ (*1) ligt.

Om onder de voorwaarden te vallen, mag men die bedragen verhogen met:
– 145,16 € per persoon ten laste (15 % van het leefloon per persoon ten laste) – Onderhoudsbijdragen of alimentatiegeld – lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast NB wanneer de aanvrager rechtsbijstand vraagt om zijn belangen te verdedigen tegen de persoon met wie hij samenwoont, wordt hij beschouwd als alleenstaande.

Bewijsstukken: – certificaat van gezinssamenstelling (gratis te verkrijgen bij de gemeente waar de aanvrager zijn domicilie heeft) – elk bewijsstuk van (reguliere) inkomsten van de aanvrager en van de samenwonende personen.
Opm.: 1. Echtgenoten die nog steeds op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn (maar niet samenwonen) en die aan het scheiden zijn, of een ouder die een onderhoudsbijdrage betaalt voor zijn kind waarvan hij niet de hoofdzakelijke huisvesting heeft, worden beschouwd als alleenstaanden. 2. Wordt beschouwd als “persoon ten laste”: elke persoon die is opgenomen in de gezinssamenstelling van de bijstandsaanvrager, ongeacht zijn inkomsten. 3. Wordt in aanmerking genomen: het geheel van inkomsten van het gezin van de aanvrager. 4. Worden beschouwd als inkomsten: beroepsinkomsten, onroerende inkomsten, inkomsten uit kapitaalinvesteringen, werkloosheidsuitkeringen, ziekenfondsuitkeringen, onderhoudsbijdragen en alimentatiegeld,… Zijn uitgesloten: beroepskosten, occasionele hulp van een derde, kinderbijslag.

1.4. Voorwaarden in verband met de sociale situatie van de aanvrager van rechtsbijstand 

Voor deze categorie van begunstigden dient het bedrag aan inkomsten noch de samenstelling van het gezin te worden nagegaan.
1. de persoon die een leefloon of een sociale-bijstandsuitkering ontvangt Bewijsstuk: beslissing van het OCMW 2. de persoon met een inkomensgarantie voor ouderen Bewijsstuk: jaarlijks attest van de Rijksdienst voor Pensioenen 3. de persoon met een inkomensvervangende uitkering voor gehandicapten Bewijsstuk: beslissing van de minister bevoegd voor sociale zekerheid 4. de persoon die een kind ten laste heeft dat gewaarborgde kinderbijslag geniet Bewijsstuk: attest van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers 5. de huurder van een sociale woning die in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een huur betaalt die overeenkomt met de helft van de basishuurprijs of die in het Waals Gewest een minimumhuur betaalt Bewijsstuk: laatste huurfiche 6. de minderjarige Bewijsstuk: identiteitskaart of enig ander document waaruit zijn leeftijd blijkt 7. de vreemdeling die een verzoek wil indienen tot machtiging van verblijf, of van administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die genomen werd inzake verblijf Bewijsstuk: elk bewijskrachtig document 8. de asielaanvrager of de persoon die een aanvraag indient tot subsidiaire bescherming in het kader van die procedure Bewijsstuk: elk bewijskrachtig document 9. de persoon tijdens de procedure van collectieve schuldenregeling Bewijsstuk: beschikking van toelaatbaarheid of verklaring van de schuldbemiddelaar 10. de persoon belast met overmatige schulden in het kader van de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling Bewijsstuk: verklaring waaruit blijkt dat juridische bijstand aangevraagd wordt in het kader van een procedure van collectieve schuldenregeling.

1.4. Voorwaarden in verband met de situatie van tijdelijk onvermogen van de aanvrager van rechtsbijstand

1. de persoon in hechtenis (in een gesloten centrum, een penitentiaire instelling of een inrichting tot bescherming van de maatschappij) Bewijsstuk: elk bewijskrachtig document: aanhoudingsbevel, beschikking van de raadkamer,… 2. de beklaagde gedagvaard tot onmiddellijke verschijning of opgeroepen door een proces-verbaal Bewijsstuk: elk bewijskrachtig document 3. de geesteszieke die het voorwerp heeft uitgemaakt van een maatregel zoals bedoeld in de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke Bewijsstuk: de ambtshalve aanstelling of de convocatie
Opmerking – de datum van de voorgelegde documenten mag niet ouder zijn dan 2 maanden, – in geval van objectieve en absolute onmogelijkheid om de bewijsstukken voor te leggen, zal daarin worden voorzien door verklaringen waarvan de juistheid is bevestigd of door middel van verklaringen op erewoord.

1.5. Voorwaarde in verband met de bemiddelaar

Om aanspraak te kunnen maken op rechtsbijstand voor een vrijwillige of gerechtelijke bemiddelingsprocedure, moet de bemiddelaar erkend zijn door de Commissie bedoeld in artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek.
Rechtsbijstand kan niet worden toegekend voor een niet-erkend bemiddelaar.


2. Procedure
2.1. Gerechtelijke bemiddeling

Wanneer om bemiddeling wordt verzocht in het kader van een procedure en wanneer daartoe wordt bevolen door een vonnis, kan de aanvrager van rechtsbijstand zijn aanvraag tot rechtsbijstand indienen voor de rechter die met het geschil belast is, samen met zijn bemiddelingsaanvraag.
Wanneer de aanvraag tot rechtsbijstand niet samen met de bemiddelingsaanvraag werd ingediend, zal om rechtsbijstand moeten worden verzocht voor dezelfde rechter die de bemiddeling bevolen heeft, door middel van een afzonderlijk verzoekschrift.
In beide gevallen moet de aanvrager de bewijsstukken van zijn inkomsten indienen ter staving van zijn aanvraag.

2.2. Vrijwillige bemiddeling

In het geval van een vrijwillige bemiddeling moet de aanvraag worden ingediend vooraleer met de bemiddelingsprocedure van start wordt gegaan.
De aanvraag zal worden ingediend door middel van verzoekschrift dat wordt neergelegd op het bureau voor juridische bijstand van de rechtbank van eerste aanleg en zal worden vergezeld van alle bewijsstukken betreffende de inkomsten van de aanvrager.
Het verzoek zal bovendien een beknopte uiteenzetting bevatten van de feiten van de zaak die de bemiddelingsprocedure rechtvaardigen, want in dit geval zal het bureau voor juridische bijstand de gegrondheid van de aanvraag moeten nagaan.

Voorbeeld van verzoekschrift:

Aan het bureau voor juridische bijstand van

En aan ………

Heeft de eer u te melden:

Naam, voornaam, nationaliteit, geboortedatum, beroep, volledig adres (domicilie)
Dat de aanvrager een procedure van vrijwillige bemiddeling wenst aan te vangen met: volledige identiteit van de andere partij; Dat de feiten die de aanvraag rechtvaardigen de volgende zijn:
Beknopte uiteenzetting van het geschil

Dat volgens de bewijsstukken in de bijlage zijn inkomsten hem niet in staat stellen de kosten van die procedure te dragen; Dat hij bijgevolg verzoekt om (gehele of gedeeltelijke) rechtsbijstand om met de bemiddelingsprocedure van start te kunnen gaan; Dat hij gekozen heeft voor identiteit van de gekozen bemiddelaar of instantie als bemiddelaar; Dat de gekozen bemiddelaar rechtmatig werd erkend door de commissie bedoeld in artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek;

Op grond daarvan:
Verzoekt de aanvrager u om hem (gehele of gedeeltelijke) rechtsbijstand toe te kennen om binnen de grenzen van het koninklijk besluit van 22 september 2005 de kosten en honoraria van identiteit van de bemiddelaar te dekken.

Het bureau voor juridische bijstand zal een besluit nemen op basis van stukken, maar kan ook het advies vragen van de procureur des Konings of de aanvrager oproepen om hem te horen, zodat hij zijn aanvraag uitdrukkelijk kan omschrijven. Tegen de beslissingen van het bureau van juridische bijstand kan in beroep worden gegaan binnen de maand na kennisgeving van de beslissing.


3. Bedrag van de tussenkomst

De vergoeding waarop de bemiddelaar recht heeft, is vastgelegd door het koninklijk besluit van 22 september 2005. De bemiddelaar ontvangt een uurloon van 40€*1, met een maximum van twintig uur per bemiddeling, en een forfaitair bedrag van 50€*1 voor zijn kosten (dossier). In het geval dat niet alle partijen rechtsbijstand genieten, worden de hierboven vermelde bedragen gedeeld door het aantal bij de bemiddeling betrokken partijen en vermenigvuldigd met het aantal bij de bemiddeling betrokken partijen die rechtsbijstand genieten.


4. Modaliteiten voor betaling van de bemiddelaar

Wanneer zijn opdracht is beëindigd, moet de bemiddelaar zijn kostenstaat en honoraria laten taxeren door de rechtbank die hem heeft aangesteld in het geval van een gerechtelijke bemiddeling, of door het bureau voor juridische bijstand dat de rechtsbijstand heeft toegekend in het geval van een vrijwillige bemiddeling.
In zijn aanvraag tot taxatie moet de bemiddelaar een gedetailleerd overzicht geven van al zijn prestaties die recht geven op terugbetaling in het kader van de rechtsbijstand.
Anderzijds moet zijn aanvraag conform het koninklijk besluit van 22 september 2005 zijn.
Zodra hij de taxatie van zijn kostenstaat en honoraria heeft gekregen, zal hij die binnenbrengen bij de griffie van de rechtbank die voor de taxatie heeft gezorgd om de betaling ervan te verkrijgen.

(*1) Deze bedragen worden regelmatig geïndexeerd. Bijwerking september 2010.

(*2) Voorbeelden:

– Twee partijen nemen deel aan de bemiddelingsprocedure, slechts één daarvan geniet rechtsbijstand: het uurtarief van 40€* zal door twee worden gedeeld, de vergoeding van 50€* voor de kosten is forfaitair.

–  Vijf partijen nemen deel aan de bemiddeling, slechts drie daarvan genieten rechtsbijstand: het bedrag voor de uurvergoeding van de bemiddelaar zal (40€*/5) x 3 = 24 € bedragen, en het bedrag voor de vergoeding van de kosten zal (50€*/5) x 3 = 30 € bedragen.