Lokaal sociaal beleid en buurtbemiddeling

In  nr. 34 van Binnen Band (oktober 2003) werd uiteengezet hoe gemeenschapbemiddeling als het geheel van buren-, buurt- en wijkbemiddeling functioneert.[1] Dit artikel ontwikkelt een visie hoe buurtbemiddeling samen met sociaal werk en opbouwwerk nieuwe perspectieven creëert voor het lokaal sociaal beleid. De wet van 21 februari 2005 tot wijziging  van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. bemiddeling biedt daarenboven aan de buurtbemiddelaar heel wat nieuwe mogelijkheden.

Buurtbemiddeling beoogt burenconflicten op te lossen door op horizontaal niveau,  tussen de buurtgenoten onderling, bijgestaan door andere buurtgenoten of door professionele buurtbemiddelaars,  problemen uit te spreken en tot een positieve oplossing te komen.  Samenleven tussen de betrokken partijen wordt erdoor bevorderd. Buurtbemiddeling kan op stedelijk niveau, op gemeentelijk niveau,  op wijkniveau, op buurtniveau of bij een conflict tussen twee buren opgezet worden.  Samenlevingsproblemen worden voor de betrokkenen op een democratische en  bevredigende manier opgelost.

Buurtbemiddeling kan bijdragen tot het welzijn op gemeenschapsniveau en de sociale cohesie. Escalatie van irritaties en conflicten die soms aanleiding geven tot ernstige misdragingen en strafbare feiten kunnen erdoor voorkomen worden.

“Community mediation”, zoals het in de Angelsaksische literatuur wordt genoemd,  zit in de lift. Steden of  gemeenten die een buurtbemiddelingsproject opzetten, stellen een gestaag toenemende stroom van aanmeldingen vast. De “bemiddelden” en bemiddelaars hebben het gevoel dat zij daadwerkelijk iets kunnen doen voor en met elkaar. De mogelijkheden om buurtbemiddeling te integreren en te positioneren in het geheel van het lokaal sociaal beleid, bieden steden of gemeenten nieuwe perspectieven.

In het lokaal sociaal beleid zijn er drie vormen van sociale actie, drie professies en drie methodieken[2],  m.n. sociaal werk, opbouwwerk en bemiddeling, die op een integrale wijze of inclusief kunnen ingezet worden.

1. Sociaal werk, opbouwwerk en bemiddeling: drie complementaire beleidsopdrachten voor lokale besturen

Sociaal werk, samenlevingsopbouw en bemiddeling zijn drie interdisciplinaire wetenschappen. Sociaal werker, opbouwwerker en bemiddelaar zijn drie multidisciplinaire beroepen die zich de laatste decennia in de sociale agogie of het welzijnswerk hebben ontwikkeld. Ze spelen een belangrijke rol in “Tijden van onbehagen”[3] en zijn werkzaam op vele terreinen. Ze vinden steeds meer toepassingen: in welzijnszorg, gezondheidszorg en onderwijs, in sociale huisvesting en tewerkstelling, in strafzaken, jeugdbescherming en bijzondere jeugdbijstand, in management en arbeidsconflicten, in commerciële en financiële zaken.

Sociaal werk ontstond in de justitiële sector en bekleedt er nog steeds een belangrijke plaats. Het heeft niet alleen een grote invloed gehad op ‘de markt van welzijn en geluk’, hoge verwachtingen gecreëerd en ontgoochelingen meegebracht zowel voor het welzijnscliënteel als voor de beleidsmakers, maar ook vele mensen geholpen. Dit spanningsveld is vooral acuut in het forensisch welzijnswerk.

Samenlevingsopbouw ontstond in de sociaal-culturele sector, maar had de laatste decennia ook toepassingen in andere sectoren. Paradoxaal genoeg blijkt het een succesvolle methodiek te zijn in de welzijnssector (maatschappelijk opbouwwerk) en wordt het zelfs met succes ingezet in het justitieel welzijnswerk.[4]  Dit wordt ook categoriaal opbouwwerk genoemd, om het onderscheid te maken met het territoriaal (vb. buurtwerk) en functioneel opbouwwerk (vb. schoolopbouwwerk).

Bemiddeling vindt steeds meer ingang in de juridische wereld en in de wereld van het welzijnswerk. Hoewel de welzijnsbemiddeling nog in de schaduw van recht en welzijnswerk staat [5],  heeft het de laatste decennia zowel internationaal als in Vlaanderen grote opgang gemaakt en niet in het minst in forensische context.[6]

Schematiserend zou men kunnen zeggen dat er vanuit de sociale agogie[7] drie vormen welzijnswerk, drie interdisciplinaire wetenschappen en drie welzijnsberoepen met een eigensoortige sociale agogiek ontwikkeld werden:

Sociale agogie Welzijnswerk Sociaal agogen Welzijnswerkers
sociaal werksamenlevingsopbouw 
bemiddeling
sociale werkersopbouwwerkers-
bemiddelaars

Een verknoping van de drie welzijnsberoepen geeft een adequater antwoord op de psychosociale noden van de mensen van vandaag.

Het concept sociaal werk verwijst naar een groep beroepsbeoefenaars m.n. de sociaal werkers (maatschappelijk werkers / sociaal assistenten) die als opdracht hebben persoonlijke, familiale en sociale problemen of gemeenschapsproblemen te helpen oplossen en op korte termijn professionele hulp te bieden aan mensen in nood.

Samenlevingsopbouw / Opbouwwerk (community development work) is het geheel van sociale initiatieven en projecten waar burgers samen met of onder begeleiding van  opbouwwerkers, op een structurele en planmatige wijze aan die problemen werken, waarmee ze als groep geconfronteerd worden en de oorzaken van die problemen proberen weg te werken.

Welzijnsbemiddeling is een verzamelnaam voor de functies die sociaal agogen, professioneel bijgeschoold als bemiddelaar, uitoefenen zoals gezins- of (echt)scheidingsbemiddelaars, herstel- en strafrechtbemiddelaars, buurt- of gemeenschapsbemiddelaars en schuldbemiddelaars. Deze disciplines als mogelijke alternatieven samen aanbieden in de verschillende sectoren waar ze van oudsher beoefend werden (welzijn, zorg, justitie, onderwijs, sociaal-culturele sector, management, syndicaten, lokale besturen) wordt de uitdaging van ‘de markt van welzijn en geluk’ van vandaag.

2. Bemiddeling: een meer participatieve, horizontale en democratische vorm van conflictoplossing

Bemiddelen is een vorm van interveniëren bij conflicten die in alle culturen bestaat en van alle tijden is. Hoewel de techniek oud is en in verschillende culturen (verschillend) gehanteerd wordt,  is de institutionalisering van het beroep en het wetenschappelijk onderzoek terzake in de Westerse wereld vrij nieuw. “Mediators starten vanuit diverse professies en brengen zo uiteenlopende en unieke kennis en vaardigheden met zich mee in hun beroep van mediator, maar zullen soms ook verschillende dingen moeten afleren, omdat iedere beroepsachtergrond zijn eigen valkuilen kent.” [8]

Zowel in de literatuur als in de beroepspraktijk vindt men verschillende  benaderingen: bemiddeling als onderhandelingsproces, gericht  op de oplossing van een conflict en, meer algemeen, bemiddeling als  een sociaal proces, gericht op het verbeteren van de onderlinge interactie teneinde tot een beter begrip van de situatie te komen; in het beste geval een oplossing van het probleem, zoniet  een beslissing hierover.

Het Nederlands Mediation Instituut (NMI) geeft de volgende algemene bepaling van mediation: het gezamenlijk oplossen van een geschil met de hulp van een geregistreerde bemiddelaar. Vier criteria worden daarvoor gehanteerd: (1) partijen hebben een geschil of een conflict  (2) dat ze onderling willen oplossen  (3) met hulp van een onafhankelijke derde  (4) die als bemiddelaar geregistreerd is bij het NMI.[9]

Mensen met een conflict zitten soms zo diep in een strijd verwikkeld dat ze er eenvoudig niet uitgeraken: een vijandige verhouding, geheimhouding, verdenking en wantrouwen, gebrek aan communicatie en het feit dat sommige mensen hun conflicten eenvoudig niet willen oplossen. Strijdende partijen zijn de minst geschikte personen om hun conflicten op te lossen. Door een derde partij bij het conflict in te schakelen, introduceert men een systeem om de conflicten op te lossen. De taak van de bemiddelaar is het omzetten van een bidimensionele strijd in een tridimensioneel systeem dat naar een oplossing leidt.

Bemiddeling  helpt de partijen om van de conflictsituatie over te stappen naar een  gezamenlijke onderhandelingsstrategie. De bemiddelaar helpt de partijen om zelf feiten te checken, gevoelens te delen, opvattingen en ideeën uit te wisselen en samen te zoeken naar een overeenkomst.

Volgens de methodologie van bemiddeling stelt de mediator zich neutraal en onafhankelijk op en heeft hij een faciliterende rol bij de bemiddeling. Hij helpt de partijen om effectief en ethisch verantwoord met elkaar te onderhandelen, waarbij niet alleen de juridische aspecten van de zaak, maar ook de belangen, gevoelens, principes en waarden van de partijen ter sprake kunnen komen. Het is zeker niet de bedoeling dat de bemiddelaar zelf een mening geeft, laat staan een beslissing forceert. Conflicterende partijen zoeken samen naar een voor alle partijen aanvaardbare oplossing. De mediator is een volstrekt onafhankelijke (proces)begeleider. Hij ondersteunt partijen om gezamenlijk naar de best mogelijke oplossing te zoeken. Hij is dan ook geschoold in technieken van het onderhandelen.

De kern van de bemiddeling is dus een methode waarbij een onafhankelijke derde tracht de partijen tot een aanvaardbaar compromis te brengen. De bemiddelaar (de derde partij) tracht dit doel te verwezenlijken door de partijen te helpen zélf tot een oplossing te komen.

3. De integrale aanpak  van welzijnswerk, opbouwwerk en bemiddeling op lokaal niveau

Zowel voor de burger in nood als voor het lokale beleidsmensen is  het bijzonder verrijkend verschillende de vormen van sociale actie  m.n. sociaal werk, het opbouwwerk en de bemiddeling met elkaar te verknopen.

3.1. Generieke en specifieke competenties van lokale welzijnswerkers

Er zijn verschillende competenties die een bemiddelaar moet bezitten:

  • conflicthantering, onderhandelingsprocessen leiden en uiteraard kunnen bemiddelen;
  • vaardigheden bezitten van hulpverlenende beroepen: informatie, consultatie, begeleiding, advies, dienstverlening;
  • kennis van communicatietechnieken en technieken van gespreksvoering;
  • (kunnen) doorverwijzen naar en samenwerken met andere professionals,
  • case management;
  • kwaliteitsmanagement;
  • strategische planning;
  • juridische en financiële kennis;
  • contextgebonden kennis en vaardigheden.

Van de eerste competentie kunnen we zeggen dat ze een specifieke competentie is voor de bemiddelaar. De andere zijn generieke competenties. Zowel de sociaal werker en de opbouwwerker als de bemiddelaar moeten erover beschikken. Daarmee raken we de kern van onze visie: de verknoping van sociaal werk, samenlevingsopbouw en bemiddeling. De inclusieve aanpak kan de efficiëntie en effectiviteit van de drie complementaire beroepen verhogen.

Binnen de sociale agogie claimt zowel het sociaal werk, als de samenlevingsopbouw en de bemiddeling een eigen methodiek. Heel wat sociaal werkers, opbouwwerkers en welzijnsbemiddelaars beweren dat juist de originaliteit en de eigenheid van hun beroep in de methodiek schuilen. Ze zijn ervan overtuigd dat ze cliënten het best op een methodische wijze kunnen veranderen.

Het gezamenlijk uitgangspunt van sociaal werker, opbouwwerker en bemiddelaar is dat de cliënt of cliëntengroep zich zoveel mogelijk zelf kan helpen. Het gaat om zelfsturing, zelfredzaamheid, competentieontwikkeling en empowerment.

3.2. Zorg op maat: de burger beslist welke vorm van hulp, bijstand of begeleiding hij nodig heeft

Beleidsmakers en welzijnswerkers realiseren zich dat het maatschappelijk werk wel individuele problemen kan oplossen, maar ook dat een aantal problemen geworteld zijn in de maatschappelijke structuren. Het opbouwwerk zet projecten op om samen met bewoners die problemen aan te pakken. Een aantal persoonlijke, familiale en sociale conflicten kunnen beter en efficiënter opgelost worden door bemiddeling.

Het is aangewezen dat elk OCMW en/of de gemeentelijke sociale dienst of Centrum voor Algemeen Welzijnswerk, naargelang de noden van mensen en gezinnen en de problemen in gemeente of buurt sociaal werk organiseren of sociale hulp aanbieden, een emanciperend welzijnsproject opzetten (opbouwwerk) of bemiddelen tussen mensen die in een conflictsituatie leven (bemiddeling)

Burgers kunnen in overleg met welzijnswerkers zelf uitmaken welke vorm van begeleiding of bijstand het best beantwoordt aan hun problemen. De overheid moet ervoor zorgen dat burgers er gemakkelijk toegang toe hebben.

Welzijnswerk, samenlevingsopbouw en bemiddeling worden best door eenzelfde centrum complementair ingezet voor het individueel en sociaal welzijn van burgers. Hoewel het drie verschillende beroepen en disciplines zijn, zijn ze heel nauw met elkaar verbonden en vullen ze elkaar aan. Wanneer een bepaalde discipline de grenzen van haar kunnen heeft bereikt, maar de problemen niet of niet voldoende heeft kunnen oplossen, biedt de andere discipline of methodiek nieuwe mogelijkheden.

De verknoping van sociaal werk, de samenlevingsopbouw en de bemiddeling biedt het voordeel dat er gemakkelijker zorg op maat  aangeboden wordt en dat de cliënt zelf meer keuzemogelijkheden heeft. Het vraagt een grotere flexibiliteit, een ruimere “body of knowledge” van de eigensoortige agogische interventie en betere specialisaties (welzijnswerk, opbouwwerk en bemiddeling) van de beroepskrachten binnen eenzelfde centrum.

3.3.  De verknoping van sociaal werk, opbouwwerk en bemiddeling

De verknoping van sociaal werk, de samenlevingsopbouw en de bemiddeling creëert absoluut geen nieuwe welzijnswerker die én sociaal werker, én opbouwwerker én bemiddelaar is. Helemaal niet! Het gaat dus niet om een nieuw soort maatschappelijk assistent, maar om sociale centra met multidisciplinaire teams die een integraal aanbod kunnen doen aan hun cliënten en binnen hun organisatie beschikken over welzijnswerkers waar de enen zich gespecialiseerd hebben in de methodiek van sociaal werk, anderen in samenlevingsopbouw en die nu aangevuld worden met buurtbemiddelaars.

Ideaal zou zijn, dat in elk Centrum voor Algemeen Welzijnswerk, in elk OCMW en/of de gemeentelijke sociale dienst, naargelang de noden van mensen en gezinnen  en de problemen in gemeenten of buurten waar sociale hulpverlening gegeven wordt (welzijnswerk), een emanciperend welzijnsproject wordt opgezet (opbouwwerk) of bemiddeling wordt aangeboden aan mensen die in een conflictsituatie leven (welzijnsbemiddeling). De burgers kunnen in overleg met het centrum zelf kiezen voor sociale hulpverlening, participatie aan een opbouwproject of voor bemiddeling. Zij kunnen vragende partij zijn om eerst via bemiddeling hun conflicten op te lossen en nadien met een psychosociale begeleiding aan hun persoonlijke problemen te werken. Een burenconflict kan aanleiding geven tot buurtbemiddeling om een geschil op te lossen, dat eigenlijk zijn wortels heeft in een deficiënte uitrusting van de buurt, waar een opbouwproject een oplossing kan bieden. Het is duidelijk dat, al naargelang de methodiek die in overleg met de cliënt  wordt ingezet, de sociaal agoog zich voldoende moet gespecialiseerd hebben in maatschappelijk werk, opbouwwerk of bemiddeling.

De bestaande fragmentering tussen sectoren, methodieken of beroepen kan gemakkelijk organisatorisch doorbroken worden. Een geïntegreerde aanpak of een inclusief beleid biedt in praktijk de meeste mogelijkheden, de beste kwaliteit en is het meest klantvriendelijk. De inclusieve aanpak biedt het voordeel dat er gemakkelijker zorg op maat kan aangeboden worden en dat de cliënt zelf grotere keuzemogelijkheden heeft, maar vraagt een grotere flexibiliteit van de beroepskrachten en betere specialisaties (welzijnswerk, opbouwwerk en bemiddeling) binnen hetzelfde centrum.

4. Lokaal sociaal beleid en bemiddeling

Van oudsher heeft het OCMW reeds heel wat bemiddelingstaken op zich genomen. Meer en meer lokale besturen voelen vandaag de nood aan om een buurtbemiddelingsproject op te starten.  Buurtbemiddelaars kunnen uiteraard bemiddelen op vraag van buurbewoners, maar kunnen nu ook  bemiddelen in burgerlijke zaken in het kader van een procedure voor het vredegerecht of de rechtbank van eerste aanleg. De wet van 21 februari 2005 biedt de buurtbemiddelaars nieuwe perspectieven.

4.1. Sectoren waar het OCMW sinds vele jaren als bemiddelaar optreedt

Het OCMW trad van oudsher in tal van familiale,  sociale en financiële conflicten als bemiddelaar op. In het bijzonder heeft het OCMW een bemiddelende rol in het kader van de sociale huisvesting en van schuldbemiddeling, bij de gewaarborgde minimumlevering van elektriciteit  en bij de plaatsing van een minderjarige.

Het OCMW heeft ook de taak aan personen en gezinnen de dienstverlening te geven waartoe de gemeenschap gehouden is[10]. Iedere minderjarige over wie niemand het ouderlijk gezag, de voogdij of de materiële bewaring heeft, wordt  toevertrouwd  aan het OCMW van de gemeente waar hij zich bevindt.[11] De jeugdrechtbank of het comité voor bijzondere jeugdzorg kunnen aan het OCMW de kinderen toevertrouwen over wie het centrum reeds materiële bewaring heeft en van wie de ouders geheel of gedeeltelijk uit het ouderlijke gezag zijn ontzet.[12] Het OCMW als lokale openbare instelling beschikt hier over een vrij neutrale rol om te bemiddelen tussen verschillende partijen.[13]­­­­­­­­­­­­

4.2. Nieuwe perspectieven met de wet op de gerechtelijke bemiddeling  

De wet van 21 februari 2005[14] heeft impact op zeer veel materies, o.a. met betrekking tot geschillendossiers, het sluiten van overeenkomsten in sociale geschillen, in burgerlijke geschillen, in familiale geschillen en in handelsgeschillen. De belangrijkste elementen van de wet zijn:

  • in elk geschil dat vatbaar is om geregeld te worden via dading kan bemiddeld worden;
  • een overeenkomst kan een bemiddelingsbeding bevatten waarbij de partijen er zich toe verbinden voor hun geschillen eerst beroep te doen op bemiddeling en als dat niet lukt op een andere vorm van geschillenoplossing;
  • een bemiddeling kan contractueel worden geregeld;
  • bij gebrek aan een contractueel bemiddelingsbeding kan elke partij aan de andere partij voorstellen om beroep te doen op bemiddeling en dit vóór, tijdens of na de gerechtelijke procedure;
  • de bemiddelingsprocedure is volledig vertrouwelijk, de documenten en de informatie van de bemiddeling mogen niet aangewend worden in gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedures en gelden niet als bewijs;
  • bemiddelaars moeten erkend zijn door de federale bemiddelingscommissie;
  • de bemiddelingsovereenkomst kan gehomologeerd worden door de bevoegde rechter en heeft dan de waarde van een vonnis.

Deze bemiddelingswet biedt lokale besturen een excellente mogelijkheid om hetzij met beroepsbemiddelaars, hetzij met vrijwilligersbemiddelaars autonoom of op vraag van het vredegerecht te bemiddelen in burengeschillen. Het biedt ook minder begoede mensen de mogelijkheid om in het kader van de gerechtsbijstand gebruik  te maken van bemiddeling als alternatieve oplossing voor hun conflicten of geschillen.

Zowel lokale ambtelijke bemiddelaars, als vrijwilligersbemiddelaars kunnen zich in het kader van wet bemiddelingswet van 21 februari 2005 laten erkennen.[15]

4.3. Vrijwillige buurtbemiddelaars  of lokale beroepsbemiddelaars?

In heel wat landen[16] gebeurt de gemeenschapsbemiddeling door getrainde buurtbewonerbemiddelaars. Het zijn vrijwilligers die daarvoor opgeleid werden.

Naast de getrainde buurtbewonerbemiddelaars die als vrijwilligers optreden, hebben sommige gemeenten de voorkeur gegeven aan beroepsbemiddelaars.[17] Dit zijn daarvoor speciaal opgeleide gemeentelijke ambtenaren, die als gemeenschapsbemiddelaars of buurtbemiddelaars optreden. Als ze over een statuut beschikken met voldoende onafhankelijkheid om zich neutraal, autonoom en met respect voor  de vrijwilligheid, vertrouwelijkheid en gelijkwaardigheid van de partijen op te stellen, is dit een even waardevolle formule.

De stad Charleroi heeft de voorkeur gegeven aan gemeentelijke professionele bemiddelaars.[18] De Franse stad Lyon werkt sinds 1989 met buurtbewoners als bemiddelaars.[19] 

Een project van buurtbemiddeling met vrijwilligers opzetten, is niet noodzakelijk goedkoper dan ambtelijke buurtbemiddelaars aan te stellen of aan te werven. De opleiding en begeleiding van vrijwilligers, veronderstelt heel wat organisatie.  De opleiding kan in eigen beheer gegeven worden of uitbesteed. Als ze in eigen beheer gegeven wordt, veronderstelt dit specialisten die daarvoor deskundig zijn en vrijgesteld worden. Als de gemeente deze opleiding uitbesteedt, moet ze uiteraard daarvoor ook betalen. Beide systemen kosten geld.

Vrijwilligers moeten niet enkel opgeleid worden, ze moeten ook bij de uitoefening van hun bemiddelingswerk begeleid worden. Werken met vrijwilligers betekent ook dat men een continue aanwerving en opleiding moet organiseren, omdat vrijwilligers gaan en komen.

Beide systemen hebben hun sterkten en zwakten. Werken met vrijwilligers biedt vaak meer waarborgen voor autonomie en onafhankelijkheid van de bemiddelaars en vertrouwen van de buren die met elkaar in conflict leven. Werken met beroepskrachten, biedt het voordeel dat ze professioneel opgeleid zijn en een grotere deskundigheid hebben, maar de onafhankelijkheid, autonomie  en de vertrouwelijkheid waarmee ze kunnen bemiddelen, kan soms  een probleem zijn.  

4.4. De inzet van buurtbemiddelaars voor gerechtelijke opdrachten

We zegden reeds dat elk geschil dat vatbaar is om te worden geregeld via dading het voorwerp kan uitmaken van een bemiddeling. Een dading is volgens het burgerlijk wetboek een schriftelijk contract waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen. Ook  de geschillen betreffende de verplichtingen die uit het huwelijk of de afstamming ontstaan, de wederzijdse rechten en plichten van echtgenoten, het ouderlijk gezag, de wettelijke samenwoning en de geschillen voortvloeiend uit de feitelijke samenwoning komen in aanmerking voor bemiddeling.

Buurtbemiddelaars kunnen bemiddelen in het kader van de gerechtelijke en vrijwillige bemiddeling, voor zover ze erkend zijn als bemiddelaars, maar ze kunnen ook “vrij”  bemiddelen d.i. als niet-erkende bemiddelaars. 

De gerechtelijke bemiddeling

In elke burgerlijke procedure en voor elk rechtscollege, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, bestaat door de nieuwe    bemiddelingswet de mogelijkheid voor de rechter om de rechtspleging te schorsen en de partijen naar een bemiddelaar te verwijzen. De verwijzing kan in elke stand van het geding gebeuren, zowel op de inleidingszitting als in de loop van de ingereedheidsbrenging en zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, tot aan de sluiting van de debatten.

De partijen kunnen ook zelf om een verwijzing naar bemiddeling verzoeken in de akte van rechtsingang, tijdens de zitting of in een eenvoudig schriftelijk verzoek.

Ongeacht of de rechtzoekende of de rechter het initiatief neemt, de verwijzing naar bemiddeling wordt steeds vastgelegd in een formele beschikking van de rechter. Tegen deze beschikking is geen beroep mogelijk. De partijen kunnen te allen tijde overeenkomen de aangewezen bemiddelaar te vervangen, op voorwaarde dat de vervangende bemiddelaar erkend is en het door beide partijen ondertekend akkoord neergelegd wordt ter griffie.

De vrijwillige bemiddeling

Bij een vrijwillige bemiddeling bepalen de partijen samen met de bemiddelaar, de regels waaraan ze zich houden tijdens het bemiddelingsproces, de duur en de kostprijs van de bemiddeling. Wanneer de partijen tot een akkoord komen, wordt dit schriftelijk en ondertekend in een bemiddelingsakkoord vastgelegd. Een dergelijk akkoord heeft op zichzelf geen uitvoerende kracht. Eén van de partijen of beide partijen kunnen deze bemiddelingsakte via een eenzijdig verzoekschrift ter homologatie voorleggen aan de rechter. Het akkoord kan dan bekrachtigd worden in de vorm van een akkoordvonnis.

Er zijn drie voorwaarden om de homologatie van het akkoord te krijgen:

  • het akkoord moet bereikt zijn door tussenkomst van een erkende bemiddelaar;
  • de homologatie moet gevraagd worden aan de bevoegde rechter;
  • het akkoord mag niet strijdig zijn met de belangen van de minderjarige kinderen.

Een derde vorm is de zgn. “vrije” bemiddeling

Een niet-erkende bemiddelaar wordt vrij door de partijen gekozen en treedt op vraag van de partijen op als bemiddelaar, los van elke gerechtelijke procedure.

5. Besluiten

5.1. De complementariteit van welzijnswerk, opbouwwerk en welzijnsbemiddeling, de klantvriendelijkheid om deze drie welzijnsproducten aan de burger aan te bieden en het kwaliteitsmanagement pleiten om de integrale visie op welzijnswerk, opbouwwerk en welzijnsbemiddeling om te zetten in een geïntegreerde aanpak.

Belangrijk is dat de sociaal werkers, opbouwwerkers en bemiddelaars zich voldoende bijscholen in hun eigen discipline en de methodieken eigen aan hun vak goed beheersen. In de uitoefening van hun beroep moeten ze de specifieke methodologische  en ethische regels van hun vak consequent blijven toepassen, zoniet bestaat het risico dat ze naadloos verglijden naar een ander beroep en de cliënt niet meer weet welk product hem aangeboden wordt.

De verknoping van sociaal werk, opbouwwerk en bemiddeling kan daarom mensen met persoonlijke, relationele, psychosociale en maatschappelijke problemen of existentiële vragen, beter helpen hun problemen op te lossen of een antwoord te vinden op de vragen naar de zin- en vormgeving in hun leven.

5.2. De nieuwe bemiddelingswet biedt lokale besturen nu excellente mogelijkheden om hetzij beroepsbemiddelaars (ambtenaren of bemiddelaars CAW), hetzij vrijwilligersbemiddelaars lokaal in te zetten om gemeenschapsproblemen te helpen oplossen. Bijscholing is uiteraard noodzakelijk. Ze kunnen zich in het kader van de wet van 21 februari 2005 officieel laten erkennen en bemiddelen op vraag van de vrederechter, de rechtbank van eerste aanleg en/of in beroep. Ze kunnen ook bemiddelen op vraag van burgers. Zij kunnen gerechtelijk bemiddelen, vrijwillig bemiddelen of ‘vrij’ bemiddelen.

Jef Mostinckx


[1] J. Mostinckx. Gemeenschapsbemiddeling: buren-, buurt- en wijkbemiddeling. Mogelijkheden voor lokale besturen. In: Informatieblad tussen het ‘binnenlands bestuur’ en de lokale besturen – Binnen Band. Oktober 2003 – nr. 34, p. 26 –29. 

[2] Onder methodiek verstaan we een door een bepaalde beroepsgroep gezamenlijk gedragen flexibel geheel van wetenschappelijke en sturende praktijktheoretische inzichten, ethische en normatieve stellingnamen over (in ons geval) een omschreven  gebied van de sociale agogie.

[3] Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. Welzijn in Tijden van Onbehagen. Actueel perspectief voor sociale participatie. Verslagboek Conferentie Brussel 17 juni 2004.

[4] De ontwikkeling van het sociale integratiewerk van thuislozen door Oikonde,  van de resocialisering van jeugddelinquenten door Oikotèn en het Vlaams Strategisch Plan Hulp- en Dienstverlening aan Gedetineerden zijn er sprekende voorbeelden van.

[5] J. Mostinckx. Bemiddeling in de schaduw van recht en welzijnswerk. In:Tendensen in de social-profitsector. Jaarboek 2003-2003. Kluwer. Mechelen 2004.

[6] I. Aertsen. Bemiddeling tussen slachtoffer en daders van misdrijven: de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling. Doctoraatsthesis Kuleuven. Faculteit Rechtsgeleerdheid. Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie.

A. Depuydt en J. Deklerck. ’Re-ligare als antwoord op ‘de-linquentie’. Aanzet tot een ethische, contextuele en ecologische criminologie. Doctoraatsthesis Kuleuven. Faculteit Rechtsgeleerdheid. Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie. Leuven 25 maart 2005.

[7] Ten Have hanteert de term sociale agogie als de algemene benaming voor het opvoeden, vormen, leiden, begeleiden van een sociaal gebeuren: het sociale gedrag, de menselijke verhoudingen, het groepsleven. T.T. ten Have. Klein bestek van de agologie. Groningen 1968, p.2 en p. 10-11.

[8] Hugo Prein. Mediation in praktijk. Beroepsvaardigheden en interventietechnieken. Boom/Amsterdam, 2004, p. 13.

[9] A. F. M. Brenninkmeijer e.a. Handboek Mediation. Den Haag, 2003, p.1.

[10] Art. 57 Organieke Wet betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW-wet).

[11] Art. 58 OCMW-wet.

[12] Art. 59 OCMW-wet.

P. Senaeve. Compendium van het Personen- en Familierecht. Acco Leuven/Amerfoort.1996, p. 445-8.

[13] Bernard HUBEAU. De bemiddeling in het publiekrecht. In: Rechtskundig Weekblad 200-2001,  nr. 11. 10 november 2000, p.440-442.

[14] Wet van 21 februari 2005 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met bemiddeling. (B.S. 22.03.2005)

[15] J. Mostinckx. De nieuwe bemiddelingswet en de welzijnsbemiddelaar. In: Tijdschrift voor Welzijnswerk. Jg. 30, nr. 273, februari 2006, p. 13-26.

[16] VSA, VK, Nederland, Frankrijk, België etc.

In Noorwegen beschikt elke gemeente over een ‘Community board’. Dit zijn gemeentelijke steunpunten bestaande uit opgeleide vrijwilligers die in samenwerking met de gemeentelijke overheden bemiddelen in buurtproblemen.

[17] Service Médiation de Quartier de la Ville de Charleroi. Actes du colloque Européen. La médiation de l’esprit à l’évaluation. Charleroi, 21.11.2003.

[18] Ibidem.

[19] J. P. Bonafé-Schmitt, C. Gérards et P. Porcher. Les Justices du quotidien. Les modes formels et informels de règlement des petits litiges. Lyon, Glysi. Université de Lyon; 1986.

AMELY (Association Médiation Lyon). La médiation de quartier. L’expérience Lyonnaise. Lyon. 2005. Cf. Site internet: amely.ifrance.com/amely.